‘Een goede morgen met’ 5

00:36:32

Charles Ives, Holidays Symphony, dl. 3, The Fourth of July (1912); San Francisco Symphony olv Michael Tilson Thomas.

00:42:20

Vreemd, na blokfluit, radio, fanfare, dat de meest indringende muzikale stem uit zijn verleden ontbreekt. Heeft hij niet wekelijks de scala aan geluiden van het orgel ondergaan, van praten met een dichtgeknepen neus tot donderend geweld? Is hij zelfs niet een tijd bijna wekelijks op bezoek geweest bij iemand die in de bedstee van zijn huisje onderaan de dijk zelf een orgel had gebouwd, met pijpen tot tegen het plafond? Hoorde hij daar niet fervent de muzikale warmte van Feike Asma verdedigen tegen de berekenende kilte van Bach? Het is allemaal waar. Ging zijn allereerste stukje in een krant niet over de inwijding van het nieuwe orgel bij hen in de kerk? Ook dat is waar. En als hij geen zin heeft om een standpunt in de discussie over Romantiek en Barok in te nemen, waarom laat hij dan niet de beroemde Toccata en Fuga in D klein van Bach horen? Berekenend en warm tegelijk, wat wil je nog meer.

Wat hij laat horen, niet op orgel maar op de piano, zou je een platgewalste versie van deze Bach kunnen noemen: in de op de seconde af even lange Winnsboro Cotton Mill Blues van Frederic Rzewski is de piano, die in volumebereik concurreert met het orgel, een muziekmachine, die van onhoorbaar zacht tot knetterhard wat er bij Bach aan dynamiek te horen is, wegwalst. Net als Bach ook houdt Rzewski van wijsjes die iedereen kan zingen, blues, worker songs of spirituals in zijn geval. Na een lang stuk zonder vertragingen en versnellingen klinkt er een melancholieke blues op, waarna de menselijke maat het gaat winnen van de machine. En als de machine toch weer de overhand dreigt te krijgen, gebeurt dat met flarden van de originele Winnsboro Cotton Mill Blues zoals Pete Seeger die ooit moet hebben gezongen, totdat de blues stokt en de machine stil staat. Het gevecht tussen machine en song eindigt onbeslist.

Hij heeft nooit de ambitie gehad met handen en voeten een orgel te bedwingen. Het enige industriële geluid waarmee hij vertrouwd was, was de sirene van de vlasfabriek die begin en einde van de schafttijd aankondigde. De enige echte reden die ik kan bedenken waarom hij deze muziek laat horen, is de onderliggende boogie-woogie. Want als er iets is wat hij in zijn jeugd had willen bereiken op de piano, dan wel het perfect spelen van een snelle boogie-woogie, als een razende machine, zonder pauze. Was het niet Pascal die zei dat een mens zowel automaat als geest is?

00:44:08

Frederic Rzewski, Winnsboro Cotton Mill Blues (1979); Ralph van Raat, piano.

00:53:40

 

adzuiderent Ad Zuiderent (1944) is dichter, schrijver en criticus. Hij publiceerde onder meer de biografie van Gerrit Krol, Van Korreweg naar Korreweg. Zijn laatste dichtbundel is We konden alle kanten op (2011). Tot voor kort schreef hij over muziek voor de website Muziekvan.nu en vervangt Marko van der Wal op de vrijdag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *