‘Een goede morgen met’ 9

01:13:35

Ludwig van Beethoven, Diabeli-variaties, nr. 14 (1819/1823); Andreas Steier, fortepiano.

01:17:05

Ik begrijp trouwens niet goed waarom hij deze uitvoering op fortepiano heeft gekozen, want hij zegt altijd gehecht te zijn aan de uitvoering die hij zelf heeft, van Tatjana Nikolajeva. Hij probeert hem ook zelf wel op de piano – de variatie is er traag genoeg voor. En als het niet lukt, is er altijd nog de herinnering aan hoe deze muziek kan klinken.

Vroeger thuis was het zo begonnen, tussendeuren dicht. Hij kende de gebreken van zijn techniek, besefte al gauw dat die gebreken zouden blijven, maar liet zich daar niet door weerhouden perfectie te horen in wat hij tevoorschijn rommelde. Zijn moeder zei er nooit iets van als hij moeite had met zacht spelen of missloeg; haar enige commentaar was: ‘Fijn dat je speelt.’ Dat hij soms de deksel en de voorkant van het instrument afhaalde en een krant tussen hamers en snaren stopte, ze vond het allemaal prima. Dan speelde hij dat er in de andere kamer een stomme lachfilm werd gedraaid en dat hij die begeleidde. Nu, meer dan vijftig jaar later, is hij nog steeds aan het rommelen. En nog steeds is er iemand die zegt dat ze het fijn vindt als hij speelt. Zelfs van de buren, die hij geregeld in stilte beklaagt, krijgt hij dat wel te horen.

Je zou dan ook verwacht hebben dat hij een geregeld bezoeker was geworden van pianorecitals. Maar nee. Dat ene jaar dat hij een abonnement had gehad op de serie Meesterpianisten, was wat hem betreft genoeg geweest. Het leek er minder om de muziek te gaan dan om de pianist – als die maar kon gloriëren met een eigen versie van overbekend repertoire. Pianisten van wie hij houdt, opereren in de luwte van een ensemble, wagen zich aan onbekend werk en zijn daardoor wat hem betreft de ware meesters. Zij vormen de voorhoede, bouwen aan een repertoire dat niet makkelijk valt te commercialiseren, spelen stukken die speciaal voor hen zijn gecomponeerd of eigen werk.

De enige reden die ik kan bedenken waarom hij niet zijn favoriete versie van de Diabelli-variatie heeft laten horen, is dat niemand twee keer op zijn lijst staat en dat hij voor Tatjana Nikolajeva iets anders in petto heeft. Hij was haar naam voor het eerst tegengekomen toen hij in wat toen nog Leningrad heette, een doos met platen vond met alle vierentwintig Preludes en fuga’s van Sjostakovitsj. Gespeeld door haar voor wie ze waren geschreven. Er zijn een paar componisten die hun eigen periode hebben in zijn luisterbiografie; hij was toen in een Sjostakovitsj-periode.

Toen Nikolajeva de Preludes en fuga’s een paar jaar later in Amsterdam kwam spelen, in de bescheiden zaal van De IJsbreker, vroeg hij mij mee te gaan. Niets aan haar uiterlijk verried dat zij een weergaloze Meester was. Ik zei dat ik een gedicht kende, van Jellema, waarin zij werd vergeleken met een oude pianojuf; misschien was dat wel een groter compliment dan wanneer zij een Meester zou worden genoemd.

Later was hij op YouTube een opname tegengekomen, waarin de camera langzaam op haar inzoomt. Hij zat meer te kijken dan te luisteren, merkte hij, naar haar houding, naar haar handen vooral. Meer dan op een pianojuf, vond hij, leek ze op een eeuwige leerling: haar handen gingen niet in een vloeiende beweging over de toetsen, maar waren bij elke noot op zoek naar de juiste aanraking. Wat voor hemzelf het hoogst bereikbare stadium was van pianospelen – dat zijn vingers vanzelf hun weg vonden in de wereld van de toetsen – verbleekte tot technische ijdelheid. Aan Nikolajeva zag hij dat je de muziek al spelend steeds opnieuw moest ontdekken.

Het fascineert hem; gaan we samen naar concerten, dan wil hij altijd zo zitten dat hij de musici goed kan zien. Behalve een bron van associaties en landschapsbeelden blijkt muziek voor hem in hoge mate een kwestie van kijken, alsof hij zich pas kan laten verleiden tot het ware luistergenot als hij weet hoe handen en instrument zich tot elkaar verhouden. Of zit hij de kunst af te kijken, in de hoop dat hij straks met niet al te veel fouten diezelfde prelude en fuga zal kunnen spelen? Preludes heb ik hem zo nu en dan nog wel tot een goed einde horen brengen, maar bij de meeste fuga’s, die altijd zo verleidelijk makkelijk beginnen en zich daarna ontwikkelen als een mensenleven, laten zijn vingers hem na een maat of tien in de steek. Midden in het leven.

01:20:19

Dimitri Sjostakovitsj, Prelude en Fuga, nr, 24 in d (1951); Tatiana Nikolajeva, piano.

01:32:12

 

adzuiderent Ad Zuiderent (1944) is dichter, schrijver en criticus. Hij publiceerde onder meer de biografie van Gerrit Krol, Van Korreweg naar Korreweg. Zijn laatste dichtbundel is We konden alle kanten op (2011). Tot voor kort schreef hij over muziek voor de website Muziekvan.nu en vervangt Marko van der Wal op de vrijdag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *