‘Een verliefdheid van waarlijk monumentale proporties’

‘Op haar tweeëntwintigste werd Sumire voor het eerst in haar leven verliefd. Het was een hevige verliefdheid, als een tornado die over de vlakte raast. Zo een die alles op zijn pad omverblaast, de lucht in slingert, aan stukken rijt en volkomen vernietigt.’

De eerste zinnen van Spoetnikliefde. Met het Murakami Festival van Das Mag in het vooruitzicht, in januari, ben ik begonnen aan een snelle herlezing van Murakami’s werk. Het grootste gevaar van het opnieuw lezen van goede boeken is vanzelfsprekend dat ze de tweede keer wel eens tegen zou kunnen vallen.

Onbedoeld aangespoord door een vriend die ‘dat boek wel kan dromen’, begon ik Spoetnikliefde aan de lakmoesproef voor goede boeken te onderwerpen. Het was destijds een hevige leeservaring, een windhoos enzovoort, maar dat gevoel heeft inmiddels aan kracht ingeboet. Toch blijft het een fantastisch boek, al was het maar doordat een deel van het verhaal werkelijk een fantastische vertelling is, in de ongelooflijke zin van het woord. Dat is Murakami als geen ander toevertrouwd: het onmogelijke zo opschrijven dat je er als lezer in meegaat, zoals een sliert spaghetti door de tomatensaus glijdt.

Spoetnikliefde begint als een behoorlijk gewoon verhaal over Sumire, die verliefd wordt op Mioe, een vrouw die een stuk ouder is dan zij. Er ontrolt zich dan iets wat op een driehoeksrelatie lijkt, want de verteller, K., een goede vriend van Sumire, koestert juist een niet zo heimelijke verliefdheid voor háár. Dat maakt hem wat mij betreft niet de betrouwbaarste bron.

Zoals in alle romans en verhalen van Murakami zijn ook Sumire zowel als K. en Mioe, tot op zekere hoogte, zonderlinge figuren. Door hun schuwe gedrag en eenzaamheid kunnen ze maar moeilijk hun plaats in de samenleving vinden, zeker in een land met zulke zwaarwegende publieke etiquette als Japan. Hun eigenaardigheden maken het des te aannemelijker dat Sumire heel lang niets met haar gevoelens voor Mioe doet, en dat K. als enige vriend van Sumire van zo ongeveer al haar wederwaardigheden en gedachten op de hoogte is.

Ongeveer halverwege het verhaal verdwijnt Sumire. De twee vrouwen zijn samen op een klein Grieks eiland, nadat ze voor zaken – Sumire is voor Mioe gaan werken – in Europa hebben rondgereisd. K. reist af vanuit Japan om Mioe te helpen met zoeken en vanaf dat moment leidt Spoetnikliefde van de ene adúnaton* naar de andere: om te beginnen is het is te klein en te bevolkt om onopgemerkt te verlaten.

Vervolgens vindt K. twee teksten die Sumire heeft geschreven op haar reis. In de eerste beschrijft ze een droom waarin ze haar moeder, die ze nauwelijks gekend heeft, tevergeefs probeert te ontmoeten; die laveert tussen de echte wereld en gene zijde. De tweede gaat over een gebeurtenis uit het leven Mioe: ‘In een pretpark in een Zwitsers stadje wordt ze een nacht lang opgesloten in een reuzenrad en met haar toneelkijker ziet ze een tweede versie van zichzelf in haar kamer.’ Zij kan zich blijkbaar opdelen in twee helften, of in twee personen.

Tijdens zijn verblijf op het eilandje wordt K. midden in de nacht wakker omdat hij muziek hoort. Hij volgt zijn oren en vermoedt dat het geluid vanaf de berg komt, maar hij kan niet dichterbij komen. Het stuwende ritme, het vreemde tijdstip en de plaats wijzen op een mysterieuze ceremonie – K. beschrijft het voorval dan ook als een mystieke ervaring. Ik denk dat Murakami hier verwijst naar een feestje van de antieke Dionysus-cultus. De deelnemers (enkel vrouwen) dronken zich zo laveloos dat ze buiten zichzelf traden en uitzinnig tekeer te gingen (bijvoorbeeld tegen mannen), bacchanten dus.

Sumire is verdwenen naar een andere dimensie. Althans, dat suggereert Murakami en dat geloofde ik de eerste keer ook meteen. Haar liefde voor Mioe is zo overdonderd verlammend – zie openingszin – dat ze in een trance raakt en zich helemaal terugtrekt uit het leven. Na de tweede lezing denk ik daarentegen dat het niet háár zinsbegoocheling is, maar die van K. Dat maakt Spoetnikliefde tot een gelaagder roman, niet per se tot een beter boek. Ik laat me niet meer klakkeloos meeslepen in de richting van het onwerkelijke. Het is de verteller die ten prooi valt aan een waanidee, dat volgens mij voortkomt uit het feit dat hij hevig verliefd is op Sumire. Hij doet immers eerst voorkomen alsof het nog iets kan worden tussen hen, maar als dat uitblijft verandert zijn verhaal in een sprookje. De verdwijning en zoektocht bestaan alleen maar in zijn hoofd, een gevolg van de psychotische kracht van liefde.

Ik vind Spoetnikliefde nu nauwelijks nog absurd. Desondanks blijft het mooiste van dit boek dat Murakami op geen enkele manier uitsluitsel probeert te geven over wat waar is en wat niet. Zo krachtig als de eerste zinnen zijn, zo ongewis blijft de afloop, en dat is in dit geval iets goeds.

 

* Snobistisch hoor: het Oudgriekse woord voor ‘onmogelijkheid’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.