Mercedes Zandwijken ontmoette ik een half jaar geleden. Iemand had me op haar werk gewezen, en ik besloot dat ik voor de krant bij haar wilde koken. Toen ik belde leek ze eerst afhoudend, maar ons gesprek vlotte snel, en een paar dagen later stond ik in haar keuken in Zaandam een schotel pom te maken.
Pom is een van mijn lievelingsgerechten. Hoewel het een grote smaak was uit Mercedes’ jeugd, had ze het nog nooit gemaakt. Ik vroeg haar komkommer, ui en pepers te snijden voor het tafelzuur. Ondertussen praatten we over haar stichting Keti Koti Tafel, waarvan ze het concept bedacht toen ze via haar Joodse man kennismaakte met het seder-ritueel, dat de vlucht van de Joden uit Egypte en hun bevrijding uit de slavernij herdenkt. Waarom hadden nazaten van zwarte slaafgemaakten geen rituelen die hen konden helpen gedenken?
Voordat gasten bij een Keti Koti Tafel eten, kauwen ze op bitter hout als symbool voor de bittere slaventijd, en smeren ze de polsen van hun tafelgenoten (wit bij zwart en omgekeerd) in met palmolie als balsem voor de pijn uit het verleden die nog altijd wordt gevoeld. Mercedes vertelde dit allemaal met volle aandacht, alsof ik de belangrijkste persoon was om hierover voor te lichten.
Ik was meteen verkocht; zei dat ik op welke manier dan ook wilde bijdragen aan haar werk.
Sindsdien zag ik haar dit concept aan best wat mensen uitleggen, en steeds was er diezelfde niet-belerende ernst. Het lijkt haar niet uit te maken hoe vaak ze het vertellen moet. Haar doel is het aan boord krijgen van de toehoorder, ook al is die zeventien.
Morgen, op Keti Koti, staat er een tafel van de stichting in het Amsterdam museum, pal naast de gouden koets. Het wordt de eerste keer dat ik het ritueel zelf meemaak, omdat ik een van de genodigden ben. Het gonst dat Amsterdam formeel excuus zal aanbieden voor haar rol in het slavernijverleden. Het zou een fundamentele en helende stap betekenen voor ons land.
Ik heb altijd van Amsterdam gehouden, maar morgen zal ik pas echt trots zijn op mijn stad.