Bloch

In de Volkskrant van vrijdag 29 januari jl. wijdde Hans Driessen een lovende recensie aan Stil de tijd.  Een pleidooi voor een langzame toekomst van Joke Hermsen. Dit weekeinde las ik het boek en de recensent heeft gelijk. Hermsen heeft een helder boek geschreven over de geschiedenis van het denken over tijd in de Westerse wereld. Zij neemt bovendien op interessante wijze zelf stelling met het onderscheid dat zij aanbrengt tussen kloktijd en de niet te meten innerlijke tijd. Ook haar pleidooi voor de verveling is boeiend: ‘In de verveling leert de mens zijn grenzen te overschrijden, omdat hij zich ten overstaan van de leegte van zijn oude overtuigingen en meningen ontdoet, en zo tot een nieuw inzicht kan komen.’ Een rijk boek ook, omdat haar gedachtegang wordt opgehangen aan het werk van dichters, denkers en beeldende kunstenaars als Henri Bergson, Frederik van Eeden, Peter Sloterdijk, Marcel Proust en Mark Rothko.

Ik las met extra belangstelling Hermsens opstel over de Duitse marxistische filosoof Ernst Bloch (1885-1977), wiens werk ik twintig jaar geleden heb leren kennen via de essays van Paul Rodenko. Bloch schreef het magistrale Das Prinzip Hoffnung, waarin hij – ik volg nu Hermsen – de tijd niet behandelt als een gestaag toehollen op de dood, maar als het naderen van een nieuw begin: ‘Tijd schept ruimte om tot verandering, verbetering en vooral herinterpretatie van het reeds bestaande te komen’. De mens realiseert zich dat het Zijn  nog niet af is, er moet nog iets komen en dat geeft hoop. Met andere woorden: het is de utopie die de mens doet verlangen te realiseren wat er nog niet is. Dat is toch een mooie gedachte.

Het is overigens opvallend dat Hermsen Paul Rodenko in haar boek niet noemt. De denkers die haar zo lief zijn, waren voor een groot deel ook zijn denkers. En wat  zij opmerkt over verveling lezen we regelmatig in Rodenko’s beschouwingen over moderne poëzie. En ook hij vond in Bloch een intellectuele medestander. Hij was gefascineerd door wat hij noemde Blochs ‘zuigkracht van het Nieuwe, het nog- niet-bewuste’.   

Hermsen pleit ervoor Blochs Das Prinzip Hoffnung in een Nederlandse vertaling op de markt te brengen. Dat was trouwens al bijna gebeurd. Eind jaren zestig van de vorige eeuw startte Paul Rodenko samen met de psychiater en radencommunist Leo Hornstra de Manifesten-reeks, die door de Haagse uitgever Louk Boucher werd uitgegeven. In deze reeks zou het werk van een aantal belangrijke linkse denkers in vertaling worden uitgegeven. Op het verlanglijstje van Rodenko stond ook het boek van Bloch.

In de reeks verschenen vertalingen van het werk van bijvoorbeeld Karl Marx en Erich Fromm, maar het boek van Bloch kwam er door onenigheid niet. Hornstra verweet Boucher te traag te zijn met zijn uitgaven en zocht contact met de jonge uitgever Rob van Gennep. Die wilde de reeks wel uitgeven, maar daarin wilde hij niet een boek van Hornstra opnemen. Die had net een psychoanalytisch boek  klaar,  Het innerlijk gezicht, waarin hij zich tegen de libido- en agressietheorie van Sigmund Freud keerde en het begrip ‘jongerenverzorginsinstinct’ introduceerde, waarmee wordt bedoeld dat de vrouw de behoefte voelt een ‘eigen jong’ op te voeden. Het boek werd gelezen als een pleidooi voor het traditionele gezin. En met zo’n boek kon Van Gennep bij zijn verlichte lezers niet aankomen. Het betekende niet alleen het einde van de manifestenreeks, maar ook dat het Nederlandse publiek nog steeds niet in vertaling kennis kan nemen van een bijzonder werk uit de Duitse filosofie.

Bloch

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *