Fix me

Het zal de leeftijd zijn, want ik ben niet de enige van mijn vrienden die slecht in de wedstrijd zit. Vorige week at ik bij Toscanini met Rob en Ivo, en viel me de moeite op die het ons kostte om niet te praten over ziekte, dood en het verdampen van het marktaandeel van literaire fictie.

We zaten op tafel drie en Tosca was als vanouds geweldig: ik laadde steeds een paar risottokorrels op mijn vork, genoot van hun weerstand als ik ze met het puntje van mijn tong tegen mijn tanden plette. Ik dacht aan constantie van kwaliteit – dat het hem niet zit in iets extreem goed kunnen, maar in iets heel lang goed blijven doen.

Voor de gast lijkt zo’n keuken stabiel, maar ik ken het werk van binnenuit: elke dienst vraagt improvisatie, schakelen, het overwinnen van een inmiddels bekende paniek. Doe je dat jaren achtereen zonder ooit af te laten, dan ontstaat wat op een buitenstaander overkomt als constante kwaliteit.

Ik keek naar Rob, die met amateurpsychologische verve over zijn sores praatte. Ik luisterde naar Ivo, hopend dat zijn aanstaande diagnose een milde zou blijken – hoewel een slepende ziekte natuurlijk schitterende literatuur oplevert; afgelopen maandag pitchte ik bij De Vertellers van Helmers vast zijn postuum te verschijnen, door Rob en mij in tranen af te ronden Een schitterend verval. Uitgever Paloma keek zeer geïnteresseerd en ging vrij vroeg naar huis, waarschijnlijk om in alle rust te denken over de omvang van ons voorschot.

Toen Rob en Ivo klaar waren met hun verhaal ging ons menu al richting Anjouduif. Ik schraapte mijn keel, schonk nog wat wijn in en begon over mijn dode vader, mijn dode hond, de rest van mijn problemen; dingen die ik heb verkloot die door de dag heen steeds weer bij me terug komen. Het luchtte niet echt op, maar onprettig was het ook niet. Bovenal bleef ik zitten met de wens dat iemand me simpelweg even kwam fixen. Met een speciaal soort dopsleutel of zo.

Een van ons, dacht ik al pratend, moest nu echt een grap maken.

Ik weet niet meer wie hem maakte en ik weet niet waarover, maar de grap kwam en met het vallen van de avond boven die mooie zaal van Toscanini waar ik zoveel uren heb gewerkt, waar ik B ontmoette, waar we getrouwd zijn, waar mijn kinderen ongetwijfeld zullen werken en lachen en eten en drinken en nachten zullen overslaan, werd het wat lichter boven tafel drie.

Het leven, dacht ik even later, hompjes afkalvend van de beste panna cotta ter wereld, zou waarschijnlijk nooit meer extreem goed worden. Maar misschien kon ik het nog heel veel dagen goed proberen te doen, en zouden al die dagen dan vanaf het eind bezien overkomen als een prestatie van constante kwaliteit.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.