Formidable

“Hé!”

Ik liep juist door het smalle steegje, een auto breed en vijftig meter lang, dat de afsnijroute vormt tussen mijn voordeur en de metrohalte, en dat me altijd angstig maakt: nauwelijks ramen, weinig mensen, geen ontsnappingsroutes.

De stem kwam van een lange, zwarte, bedreadlockte man, die op de hoek van het straatje tegen de muur leunde. De truien die hij laag over laag had aangetrokken kleefden onder een gezamenlijke vuilkorst aan elkaar. “Hé, Mademoiselle!” riep hij opnieuw. En, toen ik vlug verder liep: “Je ne vais pas vous draguer, promis, juré!

Ik zal u niet versieren hoor, beloofd, erewoord! Die zin frappeerde me zo dat ik de pas inhield en hem aankeek. Het is letterlijk een citaat uit Formidable van de Brusselse zanger Stromae. Toen de zwerver me zag aarzelen en met een lach en een breed armgebaar een stap in mijn richting zette, verdween ik vlug de mond van de metrotunnel in, en ontsnapte door de poortjes die op betaling opengaan.

Tijdens de rit naar mijn werk – langs Brouckere, Parc, Arts / Loi, Maelbeek, haltes waar de metro zich vult met ontheemden van de chique soort, ook op weg naar hun hydraulische bureastoelen en hun bloempotten met Spathiphyllum in de Europese buurt – dacht ik aan die reflex van herkenning. Ik verzon dramatische hartekreten die de zwerver me ook had kunnen toevoegen – “Ik heb geen geld, ik heb geen onderdak en het wordt min vijf vannacht, help mij” – en die me minder zouden hebben geraakt dan die ene strofe. We deelden een culturele code, en onmiddelijk hoorden we zodanig tot dezelfde groep dat ik me wél aantrok wat hij zei. Dat hij voldoende ‘iemand zoals ik’ werd om me over hem te willen ontfermen.

De clip bij Formidable is geheel opgenomen met verborgen camera. De zanger, die acteert dat hij beschonken is, zwalkt over straat in één van Brussels beste buurten. Hij wordt genegeerd of bekeken en uitgelachen; een enkeling filmt hem. Het lied dat de man met de dreadlocks mij citeerde gaat, kortom, juist over de kloof tussen ons, gewone mensen met onze zaakjes op orde, en de dronken schooier die lallend langs ons zwalkt als we op de tram wachten: de dronkelap die gisteren nog net als wij was, maar met wie vandaag niemand nog wil praten. “Pour les mecs comme moi, vous avez autre chose à faire, hein. Vous m’auriez vu hier, j’étais formidable.”

Een snipper gedeelde cultuur is dus genoeg om een touwbrug over die kloof te slaan, dacht ik, en ik bewonderde de humor en de superieure ironie van mijn zwerver, zoals ik hem in gedachten al noemde. Als hij er straks nog was, zou ik hem mijn maaltijdcheques geven, dacht ik. En wat zou ik doen voor de eerste die mij de Odyssee citeerde, of Zwervers van Knut Hamsun?

Binnen tien minuten waren er twee jonge mannen met kartonnen bordjes (“Ik heb honger”) langsgekomen, en was ik een oude man in slaapzak gepasseerd. Ik ging mijn kantoorgebouw binnen, deed mijn jas uit en gaf mijn Lepeltjesplant water. Misschien, dacht ik, was er wel een verborgen camera. Misschien werd ik ook gewoon versierd door een vagebond. Misschien citeerde Stromae hém.

—————————–

Bregje Hofstede (1988) studeerde kunstgeschiedenis en Frans in Utrecht, Parijs en Berlijn en publiceerde verhalen en essays in Hollands Maandblad, Kunstschrift en Das Magazin. In 2014 verscheen haar romandebuut De hemel boven Parijs. In het komende nummer van Tirade, Tirade 457, vind je nieuw proza van Bregje Hofstede. Bovendien zal zij in januari optreden tijdens de twintigste editie van het Writers Unlimited Festival (Den Haag).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *