Geachte fietsenmaker,

fiestsenmakerEen beetje een vreemde aanhef misschien, maar ik ken u als ‘de fietsenmaker’.
Ik stond op een ochtend in uw winkel (had een lekke voorband) en toen zei u tegen een klant: ‘Ruud, noem me maar Ruud en zeg maar je’. Ruud is uw naam dus, en toch gaat het nog lang duren voor ik u zomaar zo durf aan te spreken, want tegen mij zegt u altijd: ‘Breng hem maar naar binnen, dan gaat de fietsenmaker wel eens even kijken wat de schade is.’ Snapt u mijn huiveren?
Laat ik wel met ‘je’ in plaats van ‘u’ verdergaan.
In deze envelop vind je een bos sleutels van een zwarte damesfiets met een kratje,
de achterband is voor de zoveelste keer lek. Hij staat bij de boom tegenover de winkel.
De laatste keer dat ik mijn band liet plakken zei je: ‘Het lijkt wel of ze het er om doen!’
Je keek daarbij naar de straat voor je winkel alsof het glas daar zou moeten liggen, en ook – het spijt me dat ik het zo zeg – alsof je dat heel goed wist.
Ben je je ervan bewust dat veel Amsterdammers ervan overtuigd zijn dat fietsenmakers ‘s nachts glas op de weg leggen om op die manier klanten te verwerven?
Het probleem is dat ik het voor me zie; hoe een fietsenmaker om drie uur in de nacht een paar blokjes rond zijn winkel fietst met een zak glasscherven. Steeds op tere punten op de weg (aan de voet van drempels en in plassen) glas uitstrooit. In mijn fantasie doen ze dat met een glimlach, maken in hun bed al de voorstellingen van alle lekke banden die ze de volgende dag mogen plakken.
Maar jij Ruud, jij vast niet. Je zwaait en glimlacht altijd als ik langsfiets, en dat moet je ook gewoon blijven doen.

Hartelijke groet,
David Pefko

P.S. Zou u mij kunnen bellen als de fiets geplakt is? Ik heb rond drie uur een aantal afspraken waarbij ik niet zonder mijn fiets kan. Zou ik in het ergste geval een fiets van
u mogen lenen als het langer gaat duren?
P.P.S Pardon, doe ik het weer, dat ‘u’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *