grond/Santekraam

Kamfer‘Het is poëzie die de lezer verpletterd achterlaat: macaber en hallucinerend, maar ook vol ironie en vernuft en bovenal met een sterke emotionele kracht.’ Aldus de flaptekst achterop Sylvia Plaths Ariel (vierde, herziene, eerste tweetalige druk, De Bezige Bij 2003), vertaald door Anneke Brassinga.
Het had ook achterop de deze week verschenen tweede dichtbundel van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda S. Kamfer (Kaapstad, 1981) kunnen staan. Die heet grond/Santekraam, en is een adembenemende, zeer persoonlijke en ook zeer Zuid-Afrikaanse bundel. Maar er staat niets achterop vermeld. Geen foto, geen beschrijving, geen citaten. Terwijl dat makkelijk had gekund: haar debuut Noudat slapende honde (2008) is terecht overladen met lof, hier en buiten Zuid-Afrika.
Maar Kamfer is, zoals ook J.M Coetzee, een voorbeeld van een schrijver die wars is van dikdoenerij of geschreeuw. Laatst waren we hier in Sea Point met een klein groepje bijeen om Ronelda wat handige cadeaus te geven voor haar dochtertje, die een dezer dagen geboren wordt. Wij, haar uitgever Nèlleke de Jager, dichteres en mentor Antjie Krog, Margot Luyt van de radio, en ik, waren meer aan het woord dan Ronelda. Die luisterde vooral, lachte hartelijk en wreef af en toe over haar buik. Als het gezegde ‘Stille wateren hebben diepe gronden’ ooit op iemand van toepassing is geweest…
De gedichten in grond/Santekraam gaan echt ergens over, zonder prekerig, simplistisch of pamflettistisch te worden. Zoiets is razend knap. Over identiteit, over groepen achtergestelde landgenoten – het lot van de gewone, arme bruine medemens. Er worden personages ten tonele gevoerd die als metafoor dienen voor het onrecht dat veel landgenoten is aangedaan. Mensen die uit hun bestaan werden weggerukt en verplaatst, overgebracht naar een vreemde plek, krijgen hier een stem.
santekraamOok personages die minder mythisch lijken en midden in de stedelijke en rauwe realiteit staan, krijgen een stem. Dat gebeurde al in Noudat slapende honde, dat gebeurt nu nog sterker en doordachter. Deze poëzie gaat dikwijls een gesprek aan met Zuid-Afrikaanse geschiedenissen, liedjes, gedichten, opvattingen – ‘The empire writes back’, als het ware. Nu en dan is de toon bitter: geen wonder, gezien de geschiedenis. Maar zoals Fred de Vries concludeert in zijn mooie bespreking in Rapport: ‘Dié is ’n moderne Suid-Afrikaanse weergawe van die “dust bowl blues” van die liedjies van die katoenplukkers en chain gangs – ’n oproep tot medemenslikheid en begrip wat nooit gekunsteld of pateties aandoen nie.’
grond/Santekraam is een verslavende, veelkantige en soms ingewikkelde bundel, vooral vanwege de verwevenheid met andere Zuid-Afrikaanse teksten.
Wat een grootse, hartverscheurende poëzie. Dat sms-te ik mijn goede vriend, dichter Danie Marais. Hij sms-te terug: ‘Absoluut. Mens kan dit eintlik nie eers kuns noem nie. Dis iets ergers.’

Jeppe
 
Jeppe wens hy was dood
elke dag
elke oggend
ons het saam taxi gery tot by Medi-Clinic
hy was 35 jaar oud
en ek 25
hy het sommer een oggend besluit
om my sy hele life story te vertel
so
tussen squeal met die taxi guard oor kleingeld
 
sy pa was ’n alkoholis
dis hoekom hy drink
en sy ma was ’n moeilike vrou
hy wou nie uitbrei nie
die bottom line het hy elke dag elke oggend
gesê
ek wens ek was dood
elke dag
elke oggend
het ek gesit en luister
 
een oggend vertel ek hom van my lewe
en hoe ek wens ek het nie so dood gevoel nie
en as ek kon
as dit van my afhang
as dit in my hande was
as ek regtig kon sou ek hom doodgemaak het
dan het ons albei se wens waar geword

ná daai oggend het ons nie meer met mekaar gepraat nie

dit vat ’n kat om ’n muis te vang
 
ek het my pa gaan soek
eers buitekant
waar mens mos begin
in die tuin tussen sy rankrose
toe in sy motorhuis
waar hy altyd in stilte besig is
laaste het ek binne gaan soek
waar mens mos eindig
drie kloppe
een
twee
drie
op jou merke gereed weg
my hand het sy asem opgehou
al vyf vingers se oë was toe
met die oopdraai van die handvatsel
het die deur gekreun
my vingers het my probeer waarsku
een
twee
drie
op my merke gereed weg
my oë was toe
maar ek kon hom sien
ek kon my pa sien hang
hy hang
en hy hang
en hy hang
sonder my
elke dag sonder om te val
hang hy
hy hang nou nog 

(‘Jeppe’ en ‘dit vat ‘n kat om ‘n muis te vang’: Ronelda S. Kamfer, grond/Santekraam, 2011)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *