In The Sea van John Banville omspant de schrijver het karkas van de tijd met een meanderend verhaal over kunsthistoricus Max Morden. Hij heeft –als wij allen – een heden, een recenter en een dieper gelegen verleden. ‘The past beats inside me like a second heart.’
Aan de volgende zin bleef ik hangen:
‘Even from inside the car we could hear the palms on the lawn in front dreamily clacking their dry fronds, a sound that on purple summer nights long ago had seemed to promise all of Araby. Now under the bronzen sunlight of the October afternoon — the shadows were lengthening already — everything had a quaintly faded look, as if it were all a series of pictures from old postcards. Myler’s pub-post-office-grocery had swelled into a gaudy superstore with a paved parking area in front.’
Dat zou je misschien zo kunnen vertalen:
‘Zelfs vanuit de auto konden we de palmen op het grasveld voor, dromerig hun droge bladeren tegen elkaar horen tikken, een geluid dat op lang vergleden purperen zomeravonden heel Arabië leek te beloven. Nu onder het bronzen zonlicht van de oktobernamiddag – de schaduwen lengden al – had alles een antiek vervaagd patina, als op een serie foto’s op oude ansichtkaarten. Myler’s café-postkantoor-kruidenier was opgezwollen tot een opzichtige supermarkt met een bestrate parkeerplaats aan de voorkant.’
Wat doet de schrijver hier? Een binnenwereld (de auto) van waaruit de hoofdpersoon kijkt naar de buitenwereld: een kuststrook waar hij veel verleden heeft liggen. Hij herinnert zich dat hij daar de palmen altijd al hoorde tikken, zoals ook nu. Hiermee hecht de schrijver heden en verleden aan elkaar. En hij gaat verder, dat geluid deed hem toen dromen van Arabië. (de keuze van het woord is al ‘hipstamatic’) In welke droom hij dan nu in de auto ook weer even verwijlt. Vervolgens gaat hij weer terug naar het heden, ‘nu onder…’ dat hij onmiddellijk vintage inkleurt, laag oktoberlicht en een directe verwijzing: het lijkt als op oude foto’s. Wederom verbindt hij nu en toen aan elkaar in één zin. En dan weer terug naar de alledaagse gezwollenheid van een supermarkt. Een knap stuk werk.
Nu wilde ik naadloos overstappen op Malthus, en dat alles groter is geworden en verandert omdat er zoveel mensen zijn en dat Malthus dat al zag. Een moeilijk te overschatten inzicht dat vreemd genoeg een aspect van taboe heeft. Maar de woorden zijn op.