Ik heb nog nooit een deadline gemist. Als ze me niet wórden opgelegd, leg ik ze mezelf op en haal ze op de bladzijde, op de letter.
Vorige maand benaderde iemand me voor een verhaal. Ik vroeg wanneer het stuk af moest zijn en stelde mijn eigen deadline drie dagen voor die datum. In een paar dagen schreef ik een kortverhaal dat – al zeg ik het zelf – goed was.
Het kwam in me op dat het de moeite waard zou kunnen zijn om meer deadlines op me te nemen.
Bij mijn eerste bundel voelde ik dat de verhalen stuk voor stuk een zeggingskracht hadden, een noodzaak. De tijd waarin ik werkte was een zware: allerhande shit in mijn directe omgeving en een slecht slapend kind; ik tikte in de halfuurtjes die me door de dagen en nachten heen geschonken werden.
Misschien is de kernachtigheid van die verhalen, hun noodzaak, ook een gevolg geweest van het schrijven onder die druk.
Natuurlijk is de inhoud van de teksten gevoed door de periode waarin ik ze schreef, maar ik geloof dat de stuwing erachter door een krapte in de tijd gegeven is. Een mooi experiment, denk ik, om te kijken of zoiets ook werkt als ik de druk zelf aanbreng.
Zouden we nog kunst maken als we eeuwig leefden? Is het ook in de grote lijn een einde dat stuwt?
Rennen nu het kan, lopen nu het kan, schrijven tot het niet meer gaat.
Je hoort nog van me.
*Beeld: R. Garage
_____________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was jarenlang redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.