Henk van den Idsert

 

 

 

 

 

 

 

Waarom is dit toch zo weergaloos mooi? Ik heb die vraag vaak gesteld, over gedichten, muziek, theater enzovoort, zonder ooit een bevredigend antwoord te vinden. Je vliegt al snel uit de bocht met te lange zinnen die de schoonheid beschrijven maar niet verklaren. Ze blijft raadselachtig: evident maar onverklaarbaar.

Dat maakt het ook lastig om over schoonheid te praten. Ik heb al ik weet niet hoe vaak mijn kop gestoten omdat ik iemand een muziekstuk, boek of film onder de aandacht bracht, in de heilige overtuiging dat mijn oordeel meteen gedeeld zou worden. Niet dus: krankzinnig genoeg bleken geregeld zelfs mijn beste vrienden een andere mening toegedaan. En dat liet zich niet corrigeren, al praatte ik als Brugman.

Ik ervaar schoonheid dus ongeveer zoals gelovige mensen hun god. Ze is direct herkenbaar maar tallozen zien haar niet. Ze is troostrijk maar droogt lang niet ieders tranen. En ondanks het evidente tegendeel blijf ik koppig volhouden dat ze universeel is. Het ongelukkige gevolg is dat ik mensen die niet met stomheid worden geslagen bij het zien van Goya’s portret van de Hertogin van Chinchón (die in het Uffizi), het beluisteren van Dylan’s Simple twist of fate of het lezen van Pessoa’s Wanneer de lente komt, beschouw als stakkers die zo snel mogelijk tot inkeer moeten worden gebracht.

De hierboven afgebeelde aquarel is van de Bergense schilder en beeldhouwer Henk van den Idsert (1921 – 1993). Van den Idsert is wat mij betreft een van de grootste Nederlandse kunstenaars van de tweede helft van de vorige eeuw, maar bekend is hij niet, misschien omdat de publieke aandacht uitging naar abstract expressionisme, Cobra, Pop Art, Op Art, conceptuele kunst, performances, mediakunst en nog zo wat.

Idsert – zo ondertekende hij zijn werk – was van een ander slag. Hij was een lyrisch kunstenaar – iemand van de schoonheid, intuïtief en emotioneel. Bij hem geen konsepten of eksperimenten maar een verbluffende ambachtelijke beheersing. Kleur, vorm, compositie: het is altijd trefzeker. Ik stel me voor dat hij zich, in de zekerheid van zijn vakmanschap, kon veroorloven elk werk te beginnen zonder te weten waar het hem zou brengen. Zijn vakmanschap gaf hem ruimte: je ziet dat bij veel grote kunstenaars.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat uiteindelijk de aandacht trekt is de emotionele lading van het werk, zoals in dit zelfportret. Eerst zie je de trefzekerheid van kleur, vorm en compositie – prachtig, die trui en sjaal, en daarachter dat bijna Mondriaanachtige atelier -, maar je blijft ten slotte hangen bij de blik van de schilder. Wat zie we nou eigenlijk? Een man in de kracht van zijn leven, sterk, vol zelfvertrouwen. Maar we zien ook iemand die niet helemaal aanwezig is, die in gedachten verzonken is, de aandacht bij een herinnering die kennelijk iets beklemmends heeft – dat leid ik af aan de spanning op zijn gezicht, die opgetrokken wenkbrauw, de samengeknepen lippen. Wat is er aan de hand? En: hoe heeft hij zichzelf zo kunnen zien? Hoe betrap je jezelf op een moment dat je in gedachten verzonken bent en een of ander verdriet door je gezichtstrekken schemert?

Zo vergaat het me vaak bij het werk van Van den Idsert. Ik kijk ernaar, en dan nog eens, en nog eens, aangedaan, piekerend over wat er nou eigenlijk gaande is, en bevangen door iets dat zich niet laat uitleggen – dat zal dus wel schoonheid zijn.

NB
Voor wie meer wil weten en zien: er is een boek over Van den Idserts werk gemaakt. Idsert. Beweging en bewogenheid (Alkmaar, 1997). Het bevat een biografische schets, een essay over zijn werk en vooral veel foto’s van dat werk, schilderijen en beeldhouwwerk, maar ook schetsjes en aanzetjes. Ik weet niet of het nog verkrijgbaar is via een gewone boekhandel, maar zag het wel tweedehands, onder meer bij boekwinkeltjes.nl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *