““Here I am””

Roelof ten Napel

Ik was eerst van plan iets anders te schrijven, tot ik de aankondiging van deze reeks blogs op Tirade las. Er wordt verwezen naar een interview met CJP, naar dingen die ‘ik’ ‘daarin’ ‘zeg’. Zo’n artikel heeft een schrijver, Steven Stoffers, waarvan we moeten beseffen dat hij een toon probeert te vangen, dat hij een impressie van me heeft gekregen en een tekst heeft gemaakt die ‘mij’ voor anderen probeert te herhalen. Een tekst met, soms, zinnen die ik anders zei dan dat ze er staan – zelfs al was het maar omdat ik met hem sprak, omdat ik ze nooit, zelf, zo schreef.

 

I

Als motto is elke zin een aforisme. Misschien is elke uitspraak dat ook, als citaat. Of nee, misschien is het anders. Als motto kan elke zin een aforisme worden – doordat de zin een andere omgeving krijgt, een andere lading, waardoor hij anders gaat werken.

Andere gedachte:

 

Als motto is elke zin een aforisme.

— Roelof ten Napel, Blog op Tirade.nu

 

Het stond er, ik schreef het. Maar klopt dit? Even later staat er, “Of nee, misschien is het anders.” Wat voor significantie had dat, het verbeteren? Wat wordt hier herhaald?

Voorbeeld.

Politici worden getraind om zinnen zo te formuleren, dat ze niet uit hun context gerukt kunnen woorden. Dat ze als losse (of holle) slagzinnen gaan werken. Dat is een gevolg van, om maar met de deur in huis te vallen, ons ‘collectieve waarheidsbegrip.’

Ik kom erop terug, maar maak even een omweg.

Anne Carson schrijft in Eros the Bittersweet het volgende:

“Written texts make available the notion that one knows what one has merely read. For Plato this notion is a dangerous delusion; he believes the reach for knowledge to be a process that is necessarily lived out in space and time. Attempts to shortcut the process, or package it for convenient reuse, as in the form of a written treatise, are a denial of our commitment to time and cannot be taken seriously.”

En een hoofdstuk later: “As reader you want knowledge to be knowledge and yet lie fixed on a written page.”

Ik zeg net, Anne Carson schrijft. Moet ik zeggen schreef? Ons tijdbesef is bij geschreven tekst onhelder. Ik citeer dat ze daar Plato laat zeggen dat geschreven tekst nooit hetzelfde kan zijn als de geleefde kennis. Maar wat staat daar dan?

Ons collectieve waarheidsbegrip – dat hoewel niemand het hoeft te delen, tot uiting komt in hoe we met elkaar omgaan; de maat die voor geen van ons maatgevend hoeft te zijn, maar ons wel meet, in het beïnvloeden van ons gedrag – is deze: het idee dat waarheid te verdelen is onder blijvend kloppende volgordes woorden, ondeelbaar, los van een bewegende, geleefde context. Het idee dat waarheid niet iets is dat wordt meegemaakt, niet iets is dat over kan gaan.

Het idee dat iemand die niet liegt, continu de waarheid spreekt, met elk losse woord uit zijn strot, en daaruit: het idee dat een journalist elke zin van een politicus zou mogen nemen, kan verbranden en zo de integriteit van een mens in twijfel kan trekken. Daaruit: politici die alleen nog nietszeggende, ontwijkende antwoorden geven, zodat ze in elk geval niet liegen.

 

Wat er staat?

Carson, ik – elke schrijver sterft vast voor elke tekst: we hebben alles altijd al geschreven.

Kennis is wat plaatsvindt terwijl er wordt gelezen, terwijl het wordt geleefd. Mijn gesprek met Steven is vergaan, en is er zelfs nooit als geheel geweest. Wij spraken, en dat heeft bij hem het schrijven een tekst veroorzaakt.

 

II

I see the signal searchlight strike me in the window of my room

— Sufjan Stevens, ‘Death with Dignity’, Carrie & Lowell

 

Here I am.

— Travis Jeppesen, Wolf at the Door

 

Here I am (…).

— Jacques Derrida, Of Grammatology

 

[H]ere I am.

— Jason Schwarz, ‘I am tired’, A German Picturesque

 

Envoi

Die zin van Jeppesen heb ik ‘eerder’ gebruikt, in m’n debuut, (p. 133). Ik had die van Derrida ook kunnen gebruiken. Dat ook Schwarz hem heeft geschreven, wist ik toen ik aan Constellaties werkte nog niet.

Of heb ik die, achteraf, alsnog gebruikt?

Wie spreekt daar op bladzijde 133? Jeppesen? Ik? Iets of iemand anders? En wat wordt er gezegd? “Here I am”? Of meer dan dat?

Misschien dezelfde vraag, op een andere manier: wie spreekt er in Of Grammmatology, dat door Derrida als De la grammatologie werd geschreven, en door Gayatri Chakravorty Spivak werd vertaald?

 

III

I am all here alone.

— Jason Schwarz, ‘I am tired’, A German Picturesque

 

“[A] denial of our commitment to time”, zo stond het er net. We willen dat kennis vaststaat zonder dat het plaatsvindt, we willen dat geschreven teksten een atemporeel karakter hebben.

Ik geloof in een recht tot citeren – mijn debuut staat vol met een, zoals Gerwin van der Werf het omschreef, “confetti van wereldliteratuur”.

Maar wat ik van belang vind, is een besef van wat herhalen is. Het besef dat alles de hele tijd verloren gaat, en dat wat we doen, wanneer we terugwijzen, iets nieuws is. We her-denken gebeurtenissen.

Geen van de auteurs die ik in Constellaties aanhaal heeft nog alle controle heeft over wat ze daar zeggen. Je kunt die zinnen alleen maar beleven op het moment van lezen, nieuw en toch alweer, met alle associaties die je op dat moment maakt, waar ik deels op anticipeer, maar ook geen idee van heb. Het klinkt solipsistisch, dat hoeft het niet te zijn – hoewel we in het laatste citaat ‘I am here all alone’ kunnen horen, plaatste Schwarz het in andere volgorde. Er was anticipatie. Er is een nabijheid. Wat ik probeer te schrijven, wat literatuur denk ik moet willen zijn, zijn woorden die naar jouw ervaring verwijzen. Het enige bereikbare leven voor elke tekst is die van de lezer, hier en nu – die naar waarheid zou kunnen herhalen: here I am.

Roelof ten Napel (1993) debuteerde vorig jaar op 21-jarige leeftijd met Constellaties’.  Ten Napel woont in Utrecht, studeert wiskunde en werkt aan een roman.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *