1.
Een meisje werd geboren. Ze werd geboren in een klein huis in een dorp aan de woestijn. Net als de andere huizen in het dorp bestond dit huis maar uit één kamer, in ieder geval was dat zo aan het begin van dit verhaal. Na de eerste nacht van de baby was er namelijk een nieuwe deur in het huis verschenen, en achter die deur een nieuwe kamer. De nieuwe kamer was diep donkerrood met afgeronde hoeken en een laag plafond. Het was onmogelijk om de kamer binnen te gaan. Het was alsof er een onzichtbare muur in de deuropening zat.
Buiten verzamelden de mensen van het dorp zich om de uitbreiding van het huis te bekijken. De buitenmuren van de nieuwe kamer leken van een soort gespiegeld glas te zijn gemaakt, dat niet brak, hoe hard de dorpsbewoners er ook op ramden. De dorpsbewoners besloten de nieuwe kamer van het huis te negeren, want niemand snapte waarom en hoe het er gekomen was, en als je er lang over nadacht was het waarschijnlijker dat de kamer er eigenlijk helemaal niet was, dan dat het er wel was.
Maar zes maanden later, na een hete, droge zomernacht, gebeurde het weer. Een nieuwe kamer was aan het huis gegroeid. Deze nieuwe kamer zat op anderhalve meter boven de grond, en het was kleine, melkwitte ruimte. Toen de mensen uit het dorp de nieuwe kamer kwamen bekijken, nam een van de jongens de baby uit de wieg en hield haar voor de ruimte. De baby, Elvira genaamd, stak haar armpjes uit en raakte de binnenkant van de wanden van de kamer aan, wat geen van de dorpsbewoners gelukt was.
Terwijl de dorpsbewoners onder elkaar begonnen te fluisteren ‘de baby heeft er iets mee te maken’ begon de moeder te huilen. Ze trok de baby naar zich toe en joeg iedereen de deur uit. Na overleg op het tuinpad kwamen de dorpsbewoners tot een conclusie: de baby heeft de kamers de wereld in gedroomd. ‘De beste oplossing,’ schreeuwden ze door de voordeur naar de moeder, ‘is om de baby naar een ander dorp te brengen en hen er mee op te schepen.’
De moeder wilde hier niet van horen en weigerde iedereen toegang tot haar huis. Vanaf dat moment leefden de moeder en de baby samen, buitengesloten door de mensen in het dorp. De enige die nog op bezoek kwam was de oma van de kleine Elvira, die in de hoek van de kamer op een stoel met haar breinaalden zat te tikken, sjaals en dekentjes voor de kleine te maken. Weken en maanden en jaren gingen voorbij en er ontstond steeds vaker een kamer, op een gegeven moment kwam er elke week wel een nieuwe kamer bij. De mensen in het dorp probeerden het te negeren, maar het huis groeide steeds dichter naar hun huizen toe, en toen één van de nieuwe kamers een kippenren verpletterde kwamen ze met een grote hijskraan en tilden het huis op met de moeder en het kind er in en reden het vier dagen de woestijn in, waar ze het achterlieten.
2.
De moeder bleef in het huis met het kind Elvira. Dicht bij het huis was een oase, een beschut stuk vruchtbare grond aan een riviertje, waar ze een groentetuintje aanlegde, en waar rondtrekkende handelaars vaak hun kamp opsloegen. Van de handelaars kreeg de moeder meel en vlees, in ruil daarvoor mochten ze het huis zien, en wees ze hen de wonderlijke kamers aan. Zo ging het een tijd goed. Het meisje groeide op tot een lief kind, die veel kletste, uren naar balletshows op de kleine zwart-wit televisie in de woonkamer keek (ze hadden een schotel) en haar moeder hielp met het maken van deeg. Ze kwam alleen niet graag het huis uit, en toen ze te groot werd om op te pakken weigerde ze het huis nog te verlaten. Toen het kind begon te lopen gebeurde het vaak dat ze in de nieuwe gangen en kamers van het huis verdween, waar haar moeder haar niet kon volgen, en pas na lange tijd weer tevoorschijn kwam.
Intussen werd het huis alleen maar groter. Het was moeilijk om van buiten de omtrek te zien, omdat de muren van hetzelfde glas gemaakt waren als die van de eerste kamer, en de omgeving weerspiegelden. Van de buitenkant was alleen nog de voordeur van het oorspronkelijke huis zichtbaar. Er waren eindeloze gangen, verdiepingen, en hele nieuwe vleugels aan het huis gegroeid. De moeder kon zweren dat ze soms geluiden uit de kamers hoorde komen, en af en toe stond er een deur open en dacht de moeder dat ze een schim door de gangen zag bewegen. Het meisje vertelde vreemde verhalen als ze terug kwam van een tocht door de nieuwe kamers. Ze beschreef mensen die de moeder nooit ontmoet had, en gebeurtenissen die onmogelijk zouden moeten zijn.
Op een nacht, toen het meisje weer dagenlang vermist was geweest in één van de vleugels van het huis en de moeder wanhopig haar naam door de deuren schreeuwde, zag ze in de gang een oude vrouw lopen. De vrouw keek opzij, en de moeder herkende de oma die ze hadden achtergelaten in het dorp. Ze hield breipennen vast, die ze ritmisch tegen elkaar liet tikken. Toen de oma de moeder zag, stak ze haar armen naar haar uit en liep ze naar haar toe. Gillend gooide de moeder de deur dicht en schreeuwde dat ze weg wilde uit dit helse huis.
Die nacht werd de moeder wakker van een geluid. Toen ze haar ogen opende zag ze bij de voordeur een nieuwe vloer uit de grond schuiven. Ze sprong op uit het bed en rende door de deur naar buiten. Een nieuwe kamer groeide uit de voorkant van het huis, die de voordeur voor altijd afsloot.
(volgende week zondag deel 2)
—
Bette Adriaanse (Amsterdam, 1984) is schrijver en kunstenaar. Ze heeft Beeld en Taal gestudeerd aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en een Master in Creative Writing aan de Universiteit van Oxford behaald. Ze werkt in verschillende media; ze schrijft verhalen en romans en maakt tekeningen en installaties.
Bette’s eerste roman Rus Like Everyone Else is in Amerika en Engeland gepubliceerd door Unnamed Press. De roman verschijnt in het Nederlands bij Uitgeverij Cossee.