Het ergste moet nog komen

‘Zelfmoord is een heel rationele beslissing,’ zegt ze zo zonder een spoor van ernst dat het eng wordt. Talia houdt haar hoofd schuin en in haar pupillen lees ik vraagtekens, die verlangen dat ik bevestigend antwoord.

   Ik zal haar niet teleurstellen. ‘Sartre schrijft over twee alternatieven: óf de mens accepteert simpelweg dat het leven absurd is, óf hij pleegt zelfmoord.’ Liegen hoeft niet, zo denk ik er zelf ook over.

   Haar gezicht breekt open en ze legt een hand op mijn knie. ‘Ik moet naar de wc, jij ook?’

   Ik knik. Wanneer je een groot deel van de avond praat over morbide onderwerpen in een Amsterdamse kroeg, wil je uiteindelijk een meer plezierige activiteit ondernemen. Ik pak haar kleine hand vast – zeer delicaat; als ik hard knijp, breek ik ongetwijfeld de botjes – en troon haar mee naar het weinig chique herentoilet. In een smerig hokje waar de schimmel over de tegels kruipt en de deur is volgekrabbeld met schuttingtaal, neuk ik haar staand tegen de onfris ruikende toiletpot. Het is de eerste keer dat we zoiets doen, maar ja; met haar is ieder moment een avontuur waar je met overgave in stapt.

   Als we over de gracht lopen schiet ze onbedaarlijk in de lach bij het zien van Amsterdammertjes; dat soort paaltjes doen haar denken aan penissen die uit de grond verrijzen. De schaamte voorbij gaat ze op het puntje zitten en kraait uit dat ze door de stad verkracht wordt. Een andere metgezel voelt zich wellicht opgelaten; ik niet. Ik adoreer het. Als we boodschappen doen, doet ze alsof ze iets in mijn oor fluistert, maar eigenlijk streelt ze met haar tong de binnenkant – meer vrouwen doen dat bij mij, ik moet eens vragen waarom. Ik sidder en loop rood aan, wat zij dan weer fantastisch vindt.

   Het is niet pervers wat we doen in die wonderlijke atmosfeer van dat gore toilethok; conform onze gewoonte maken we lol, want plezier verbergt ons grote verdriet. Als ze klaarkomt, noemt ze me Hamlet; omdat ik haar zo doe denken aan de Deense prins die verzwelgt in zijn melancholie en flirt met de waanzin. 

   Als ze wederom naast me zit op de bank aan ons tafeltje kondigt ze aan: ‘Ik heb een cadeautje voor je, Timmie.’ Ze graait in een binnenzak van haar jack en vist daar een flesje vandaan. ‘Dit,’ legt ze uit terwijl ze het attribuut voor mijn neus houdt, ‘is kaliumcyanide. Levensgevaarlijk.’

   Ik ben niet verbaasd. Al eerder vertelde ze over haar zolderkamer waar ze een klein museum heeft ingericht met allerlei soorten vergif. Haar vader, een scheikundeleraar, is haar bij het aanleveren van producten voor haar verzameling – waaronder arsenicum en gele monnikskap – zeer behulpzaam geweest.

   ‘Als je niet meer wilt leven en je weet het écht héél zeker…’ Ze maakt haar zin niet af.

   Ik neem het flesje aan en stop het weg in mijn rugzak. Terwijl zij gedachteloos met haar vinger denkbeeldige kringetjes tekent op het houten tafeloppervlak, denk ik aan hoe gelukkig zij me maakt wanneer ze me toestaat haar tengere postuur te omstrengelen, en mijn vingers door haar blonde dreadlocks te snoeien. Mijn singer-songwriter, mijn vrouwelijke Orpheus.

   ‘Wat zei Schopenhauer ook alweer?’ vraagt ze opkijkend.

   ‘Het ergste moet nog komen,’ antwoord ik.

   ‘Hij heeft gelijk,’ fluistert ze afwezig. 

   Na een korte stilte barsten we in lachen uit. 

Foto van Tim en Tirza
Tim en Tirza

Tim Veeter

Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.

 

Tirza Gehring

Tirza Gehring (1989) is actrice, fotograaf en tekenaar. Met een precieze en gedetailleerde handtekening schept Tirza tijdloze beelden, maar schuwt niet haar voorliefde voor historie en antiek daarbij in te zetten. Overal tekent en denkt ze in beelden, sferen en verhalen. Sinds acht jaar woont ze in Amsterdam.