Het is hier niet poëtisch

We wonen nu bijna 11 maanden in Frankfurt (am Main). Ik vertel mensen dat ik voor de liefde verhuisd ben. Dat is ook zo. We zijn samen vertrokken, zij voor haar werk, ik voor haar. De Buchmesse was de enige associatie die ik bij Frankfurt had. De Buchmesse en de vele banken.

Het is hier niet poëtisch. Er is geen mythologie, geen verlangen, geen mysterie. In de lijstjes van grote steden met enige bohemienhistorie of ander kunstzinnig belang (Berlijn, Parijs, Rome, New York, Wenen) zul je Frankfurt nooit aantreffen. ‘We’ hebben Goethes geboortehuis en Schopenhauer is hier gestorven—het leven, de dood, en daar tussenin…? In een parkje om de hoek staat een borstbeeld van de stereotypische Schopenhauer: wilde haren, zware frons, een kin die te vroeg op lijkt te houden. Hij doet aan weinig zoveel denken als aan Beethoven gekruist met een chimpansee. Hij zal vast wel eens gelachen hebben, maar dit is de zure Schopenhauer die we allemaal kennen, de man die niemand naar de mond praatte, een glasharde Kerl voor wie de waarheid boven alles ging.

Maar afgezien van een Schopenhauerhoofd en allerlei Goethestandbeelden is er nauwelijks zichtbare literaire geschiedenis. Het Literaturhaus is een neoclassicistische tempel waarvan na de oorlog alleen de gevel nog overeind stond; het geheel is in 2008 gerestaureerd en staat glanzend en wit en decorachtig en een beetje verloren tussen autowegen en komisch lelijke woonflats.

De stad is verwikkeld in een identiteitsgevecht waar ze niet snel uit lijkt te gaan komen. Al haar bekendheid rust op drie peilers: de Messe, de European Central Bank en het vliegveld. Ze probeert dit povere beeld bij te stellen door musea te bouwen en groen aan te leggen, maar het stadsbeeld zal tot aan het einde der tijden gedomineerd worden door de wolkenkrabbers van het financiële district en de glazen Coop Himmelb(l)au-dildo van de ECB (die overigens op nog geen tweehonderd meter van ons huis staat; vanuit ons keukenraam kan ik de glazenwassers zien pauzeren met een peukje).

Hier en daar worden fietspaden op het gekreukelde asfalt getekend en je ziet inderdaad steeds meer fluorescerende helmen door de stadshartfiles glijden, maar de automobiel is hier nog altijd koning-keizer-god; met Groningse c.q. Amsterdamse brutaliteit kom je niet verder dan een nek vol Gotische vloeken.

Het is hier niet poëtisch. In het historische centrum — vlakbij een koopravijn dat glimt en gonst en vol duiven en daklozen is en altijd drukbelopen, zelfs als de winkels op zondag Duits gesloten blijven — in dat platgebombardeerde historische centrumpje worden sinds de jaren ’80 middeleeuwse panden herbouwd om het oude stadsgezicht te herstellen. Ik hoop dat ze een paar van de jaren ’50-’60-noodoplossingen laten staan: voor de Vergangenheitsbewältigung (dat prachtige, diep-Duitse woord dat zoveel betekent als ‘de worsteling om het pijnlijke verleden op een volwassen en open manier te onderkennen en te verwerken’) lijkt het me noodzakelijk in elk geval een paar van de littekens te behouden. Veel van de nieuwoude panden zien er overdonderend nep uit, namaak, een disneyfiëring van de geschiedenis. Je vindt hier enkel toeristen en zakkenrollers, en misschien een paar Frankfurters die het plein oversteken om zonder opkijken naar elders te snellen.

Het is hier niet poëtisch. De eerste kleur die ik voor me zie als ik ‘Frankfurt’ denk is betongrijs. Vanaf het begin van de herfst ligt er maandenlang een parkeergarageplafond over de stad waar de mens al moe van is voor hij goed en wel wakker is geworden. Het culinaire hoogtepunt is schnitzel met grüne Soße, een mintgroene, hummusdikke zeven-kruiden-brij die tot mijn schrik koud geserveerd wordt. En dan is er nog iets dat Handkäse heet, zwetende bolletjes bleke “kaas” die je met roggebrood en zuurkool hoort te eten en waar ik me nog niet aan gewaagd heb—ik ben tenslotte geen antropoloog.

Alleen het Bahnhofsviertel (de wijk rond het centraal station) leent zich nog enigszins voor artistieke contemplatie: op sommige uren van de nacht lijken de straten de setting voor een David Lynch-film, of misschien heeft Lynch hier al een film gedraaid maar heeft niemand de moeite genomen de sets weer af te breken en de figuranten naar huis te sturen. In de vroegste ochtendstralen, als de junkies uit hun nachtreizen ontwaken maar de methadonkliniek nog niet open is en je een man blootsvoets over straat kunt zien gaan met een reusachtige schaar in zijn hand geklemd, struikelend over het effen wegdek, afwezig pulkend aan zijn fladderende overhemd, bekeken door stilletjes rokende Aziatische zakenmannen— in de vroege ochtend kan eenieder die aan nostalgie de la boue lijdt in deze buurt zijn hart ophalen; anderen is het aangeraden er weg te blijven.

Het is hier niet poëtisch. En na nog geen jaar voel ik me hier al verrekte thuis.

 

___________________________________________________________________

Cronda04Christiaan Ronda studeerde Literary & Cultural Studies aan de Rijksuniversiteit Groningen en werkt in Frankfurt aan de afronding van zijn eerste roman. Werk van hem vind je in het laatste nummer van Tirade (459) en op Ekrituur.nl, zijn eigen site.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *