Het opgroeien van de schrijver (IV)

Ik stuurde ooit een brief naar Mickey Mouse Maandblad, en ik hoopte dat ie geplaatst werd in de brievenrubriek, maar ik kreeg een nette brief terug, ondertekend door de muis met de grote oren. Toen ik wat ouder werd, las ik iedere maand X-mannen, een vertaalde superheldenstrip, en daar lukte het me wel in de brievenrubriek te komen. Ik was toen zestien of zeventien, denk ik, en ik weet niet meer waar de brief over ging; ik weet alleen nog dat ie heel, heel wollig was. Toen ik ‘m las, tussen de andere brieven van jongetjes voor wie Wolverine de grootste held na Mickey Mouse was, was ik aanvankelijk trots — maar dat duurde heel, heel kort: ik zag dat het lelijk was.

Gelukkig gebeurde dat al op m’n zeventiende. Maar er zijn bakken vol schrijvers out there die nog een brief naar de X-mannen moeten sturen.

Wolligheid mag als je jong bent, want dat hoort bij het opgroeien van de schrijver: je moet alles wat er mogelijk is met woorden verkennen, afstrepen, en overboord gooien. 

Er zijn een paar uitzonderingen, mensen die hun wolligheid binnenboord mogen houden, maar dat zijn mensen die iets anders hebben losgelaten: hun pretentie. 

Pretentie is onlosmakelijk verbonden met het schrijverschap: gaan zitten om iets te schrijven waarvan je vindt dat het gelezen moet worden, daar begint de pretentie al. Dit stukje staat er bol van. Maar de wollige schrijver die niet wil irriteren, is weggezwommen van de pretentie. De mooi bedoelde zinnen zijn daar ook daadwerkelijk mooi geworden. Maar pretentie, daar begint het allemaal mee. 

Schrijven is een arrogante bezigheid: je tikt 50.000 woorden en je vindt het volstrekt normaal, wenselijk zelfs, dat duizend mensen (of nog veel meer, natuurlijk) die woorden lezen, een uur of tien in die bezigheid steken, en daarna je boek dichtslaan en zeggen: mooi hoor.  Dat waren tien uur die ze volledig in jouw hoofd doorbrachten, lieve schrijver. Dan heb je kapsones, hoor.

Pretentie hoort dus bij het schrijven, maar het loslaten van de pretentie, of beter gezegd: het loslaten van de juiste dosering pretentie hoort bij het opgroeien van de schrijver. Als er te veel pretentie doorlekt in je woorden, ben je onleesbaar, dan worden je boeken geïrriteerd in een hoek gegooid door de lezer. 

Hou de pretentie van het willen schrijven vast, laat de pretentie van groots willen schrijven los. 

Volgende week: Het opgroeien van de schrijver (V, slot)

———————-

Walter van den Berg (1970) is deze maand Tirade’s zondagse gastblogger. Van den Berg publiceerde tot op heden – behalve vele kortverhalen, columns en reportages – drie romans: De hondenkoning (2004), West (2007) en Van dode mannen win je niet (2013). In Tirade 449 vind je zijn prachtige kortverhaal Voetbalkantine, in Tirade 450 een heftige ‘tirade’.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *