Het spookhuis aan het Spaarne

Op het Waterlooplein lag bij de boekenkraam min of meer het complete oeuvre van Hermans, Reve en Wolkers. De boeken van Reve waren allemaal stukgelezen, die van Hermans en Wolkers zagen er ongelezen uit. Toen ik er een paar opensloeg, bleek dat ze allemaal uit de kast van een bekende HP/De Tijd-journalist kwamen. Of uit de kast van iemand met dezelfde naam. Ik vroeg me af wat er aan dit dumpen van de Nederlandse literatuur vooraf was gegaan. Het plotselinge inzicht dat het werk van Hermans, Reve en Wolkers toch eigenlijk weinig voorstelde? Dat Harry Mulisch, wiens oeuvre afwezig was, achteraf bezien De Grote Ene was?
            Ik stelde een stapel samen en vulde daarmee de laatste gaten in mijn Hermans-collectie. Van Wolkers kocht ik ook drie boeken, om erachter te komen of ik wel of niet terecht was gestopt met het lezen van zijn werk na Turks fruit, Terug naar Oegstgeest en De doodshoofdvlinder.
            Maar het interessantste boek uit mijn stapel was van Maarten ’t Hart. Aangezien het vol zat met aantekeningen, wat ik niet had gezien, kreeg ik het gratis mee. Het was ’t Harts eerste boek in de Privédomeinreeks, Het roer kan nog zesmaal om. Toen ik thuiskwam, zag ik dat het was gesigneerd. Niet bepaald een ‘Klondyke-vondst’, want ik heb een tweedehandsboekhandelaar wel eens horen opmerken dat ongesigneerde boeken van ’t Hart zeldzamer zijn dan gesigneerde exemplaren.
            Het bijzondere aan dit exemplaar zat ’m in de aantekeningen. De vorige eigenaar (niet de HP/De Tijd-journalist maar iemand wiens naam op de titelpagina ik niet kan ontcijferen) heeft het boek volgekladderd met onderstrepingen, aantekeningen en privébespiegelingen. Hij las het volgens een aantekening in de nacht van 31 mei op 1 juni 1984 en werd door ’t Hart aangespoord tot allerlei warrige formuleringen over zichzelf – contact met jongens, meisjes, wel of niet homoseksueel etcetera. Ook had hij de gewoonte om tijdens het lezen archaïsche woorden te onderstrepen en bovendien te turven hoe vaak die voorkwamen. Zonder het boek zelf te lezen gaf een blik op al die onderstrepingen een heldere indruk van ’t Harts taalgebruik en favoriete woorden. Zo bleek bijvoorbeeld dat ’t Hart nogal eens ‘verbijsterd’ is en dat hij dingen vaak ‘verbijsterend’ vindt.
            De privébespiegelingen van de vorige eigenaar, die een tamelijk krankzinnige geest leken te verraden, deden me enigszins denken aan de vondst van documentairemaker Wim van der Aar. Op hetzelfde Waterlooplein kocht hij een keer geluidsbanden, die vol bleken te staan met opgenomen telefoongesprekken van een zekere Van Waveren. Van der Aar ging op zoek naar het levensverhaal van deze Van Waveren en maakte daar een werkelijk briljante documentaire over.
            Op een van de geluidsbanden stond een fascinerend gesprek tussen Van Waveren en zijn moeder. Daaruit bleek in ieder geval dat de twee een tamelijk gestoorde relatie hadden en verder dat zij vroeger een ziekte voor haar zoon verzon om hem niet naar school te hoeven laten gaan. Ze woonden in een groot huis aan het Spaarne in Heemstede, waar ik regelmatig langsfietste. Het stond destijds bekend als ‘het spookhuis’, vanwege de merkwaardige architectuur en omdat niemand iets wist van de mensen die er woonden.
            Een verkorte versie van De Van Waveren Tapes werd een jaar geleden uitgezonden op televisie. In diezelfde week was Van der Aar te gast in De Wereld Draait Door.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *