In een blog over vertalen mag een concreet vertaalprobleem niet ontbreken, bij wijze van blik in de keuken. Zoals gezegd werk ik momenteel aan de essaybundel Une rencontre van Milan Kundera, en het ligt dus voor de hand om daar een voorbeeld aan te ontlenen: een willekeurig vertaalprobleem van het hardnekkige soort, waar je zittend, lopend, douchend, slapend en etend urenlang over nadenkt voordat je in de buurt komt van een oplossing – die soms verrassend dicht bij het beginpunt kan liggen, maar soms ook helemaal niet.
Eerst de tekst maar even in het Frans: ‘Je la connaissais depuis longtemps. Elle était intelligente, pleine d’esprit, elle savait parfaitement maîtriser ses émotions et était toujours habillée si impeccablement que sa robe, tout comme son comportement, ne permettait pas d’entrevoir la moindre parcelle de sa nudité. Et voilà que, tout d’un coup, la peur, tel un grand couteau, l’avait ouverte. Elle se trouvait devant moi, béante, comme le tronc scindé d’une génisse suspendu à un croc de boucherie.’
Dan de context. De geciteerde alinea maakt deel uit van een essay dat Kundera in 1996 wijdde aan de schilder Francis Bacon, of om precies te zijn van een daarin geciteerde korte beschouwing over dezelfde schilder, eveneens van de hand van Kundera, die zijn oude tekstje gebruikt als beginpunt van de nieuwe, langere tekst. De alinea gaat over een jonge vrouw uit Praag met wie Kundera een afspraak had in een geleend flatje, niet om amoureuze redenen maar om een gemeenschappelijke strategie te bepalen ten aanzien van de politie, die haar over hem heeft uitgehoord. In haar angst is de vrouw haar emoties niet meer de baas, ze moet om de drie minuten naar de wc en de ontmoeting wordt begeleid door het geluid van de vollopende stortbak.
Net als het essay zelf heeft mijn vertaling verschillende fases gekend: een eerste versie verscheen in 2000 in De revisor, een grondig herziene versie verscheen in 2006 als zelfstandig boekje in de reeks Perlouses van uitgeverij Voetnoot, en nu ik er in 2009 opnieuw naar kijk verandert er opnieuw vrij veel.
In mijn versie van 2006 luidde de alinea als volgt: ‘Ik kende haar al lang. Ze was geestig en intelligent, had haar emoties volledig onder controle en was altijd zo onberispelijk gekleed dat haar jurk net als haar gedrag niet het kleinste stukje naaktheid prijsgaf. En nu, ineens, had de angst, als een groot mes, haar opengesneden. Ik zag haar daar tegenover me, gapend, als de gespleten romp van een vaarskalf aan een slagershaak.’
Het probleem zit in de staart, namelijk in de laatste twee zinnen. En eigenlijk is het een kluster van samenhangende problemen, zoals zo vaak het geval is. Eerst is er de opvallende vijfdeling van de voorlaatste zin, die kan worden gezien als een vorm van expressiviteit of iconiciteit: de vorm lijkt de inhoud te onderstrepen (wat uiteraard een illusie is, zoals de eerdergenoemde Paul de Man uitentreuren betoogt). En daarna is er de laatste zin, een typisch Franse constructie, met het woord ‘béant’ als grootste struikelblok omdat de woordelijke vertaling ‘gapend’ algauw de ongewenste associatie met slaap oproept.
In mijn oude vertaling ben ik na lang peinzen vrij dicht bij de brontekst gebleven. De vijfdeling van de voorlaatste zin is omwille van het effect een vijfdeling gebleven (of beter: opnieuw geworden), ook al klinkt die in het Nederlands onnatuurlijker dan in het Frans. Het lastige ‘béant’ heb ik toch maar vertaald met ‘gapend’, vanuit de gedachte dat de context de associatie met slaap wel zou onderdrukken. Wel heb ik ‘Elle se trouvait devant moi’ omwille van het ritme niet woordelijk vertaald (‘Ze bevond zich voor me, gapend, etc.’) en ook ‘suspendu’ onvertaald gelaten of liever gezegd geïmpliciteerd omdat het anders een onhandige en zelfs dubbelzinnige Nederlandse constructie zou opleveren (‘als de gespleten romp van een vaarskalf hangend aan een slagershaak’).
Maar toen ik de twee zinnen onlangs herlas, was ik er niet meer tevreden over. De vijfdeling leek me te vergezocht (Kundera is trouwens ook een schrijver die doorgaans weinig moet hebben van expressiviteit), ‘gapend’ deed me toch onmiddellijk aan slaap denken (misschien juist wel omdat ik daar bang voor was), en ‘Ik zag haar daar tegenover me’ vond ik omslachtig klinken. Maar wat dan? De vijfdeling kan makkelijk worden omgevormd tot vierdeling (‘Maar nu, ineens, had de angst haar opengesneden, als een groot mes’), maar dan is de zin dubbelzinnig: wat wordt er met de angst vergeleken, het mes of de vrouw? En voor ‘gapend’ is eigenlijk nauwelijks een alternatief (‘wijd open’ doet eerder aan een deur of een raam denken), terwijl ook het begin van de laatste zin lastig blijft (je zou ‘ze zat daar voor me’ of ‘ze stond daar voor me’ willen schrijven, maar de context zegt niets over zitten of staan – misschien lag ze wel).
Na lang douchen besloot ik het over een heel andere boeg te gooien, me te richten op de kern van de metafoor en de elementen daarvan helemaal opnieuw in elkaar te knutselen. Dat leverde vrij snel het volgende op, dat ik waarschijnlijk laat staan: ‘En nu, ineens, had het grote mes van de angst haar opengesneden. Ik keek recht in haar binnenste, als in de gespleten romp van een vaarskalf aan een slagershaak.’
Vrij vertaald? Ja en nee. Ten opzichte van een woordelijke vertaling is het vrij, maar die woordelijke vertaling dekt op haar beurt de brontekst niet en is dus zelf te ver ervan verwijderd (ergo: te vrij). Dat is de paradox: soms moet je je ogenschijnlijk ver van de tekst verwijderen om dichterbij te kunnen komen.
Martin de Haan