‘Into the march now’

Na drie kwartier optreden met nauwelijks verholen woede kon Conor Oberst niet anders dan toch zijn excuses aanbieden voor ‘his country’. Hij stond in Utrecht op het podium op de dag dat in Amerika de vliegvelden overrompeld werden door plotselinge decreten. ‘I just don’t want you to think that we’re all crazy,’ zei Oberst. Hij sprak over een wereldwijde ‘weird rising wave’ van fascisme, xenofobie, racisme, islamofobie en seksisme, maar had er desondanks alle vertrouwen in dat vredelievende mensen nog altijd in de meerderheid zijn. Toch gaat hij niet stilzitten, belooft hij: ‘We’re going to take every opportunity to stop these motherfuckers in their tracks.’

Niemand kan zo prachtig kwaad zingen als Conor Oberst. Al vanaf zijn dertiende schreeuwt hij als geen ander, veelal als frontman van de band Bright Eyes; de albums Fevers and Mirrors en Lifted zitten zo vol emotie, dat er af en toe een flinke bak muzikaal lawaai nodig is om tegenwicht te bieden aan de intensiteit van zijn stem. Inmiddels is die stem voller, ronder, zuiverder, maar die uithalen, dat top of the lungs-schreeuwen, dat jaagt nog elk concert een rimpeling van collectief kippenvel door het publiek. En als hij de muziek onderbreekt voor een politiek statement, heeft hij je aandacht.

Op Ruminations, zijn meest recente album, wordt zijdelings Vietnam genoemd – de afgelopen weken weer op de voorgrond van het collectieve geheugen, nadat massale demonstraties herinneringen opriepen aan de Vietnamprotesten. Oberst zingt in ‘A Little Uncanny’, niet toevallig het nummer dat hij speelde direct na zijn verontschuldigingen voor Trump:

We started drinking the Kool-Aid

We were taking the bait

We were talking the big talk

Never playing it safe

Looking good as Jane Fonda

On a Vietnam tank

Can’t get something for nothing

Have to energize your base

 

But she was young enough

She was blonde enough

She was ’bout a perfect ten

Had millions of admirers but not one single friend

And it’s a, it’s a little uncanny what she managed to do

Become a symbol for a pain she never knew

Van Jane Fonda is het een kleine stap naar anti-oorlogsactivist, politicus en schrijver Tom Hayden, met wie Fonda naar Hanoi reisde en in 1973 trouwde. Hayden publiceerde onlangs, kort voor zijn overlijden in oktober 2016, Hell No: The Forgotten Power of the Vietnam Peace Movement. ‘We were a generation divided by Big Lies and propaganda’, schrijft hij over de jaren zestig en zeventig. Hij benadrukt hoe groot het belang was (en vooral: is) van het vertellen en delen van de juiste, échte verhalen, om de geschiedenis correct te herinneren. ‘Storytellers, artists, actors, and musicians would need to be engaged in this effort. The more people were aroused, the more they might demand of Congress and the media, and the more the truth of history could be presented.’ De autoriteiten, parafraseer ik Hayden, zijn al decennialang bezig de peace movement die de Vietnamoorlog uiteindelijk een halt toeriep uit de geschiedschrijving te schrappen – oftewel, het is aan ‘echte mensen’ om ‘echte verhalen’ te delen.

In 1971 publiceerde Bob Dylan (na jaren uitstel – hij schreef het al in ’65 en ’66) op veler verzoek een boek: Tarantula. In mijn herinnering – ik las het zo’n tien jaar terug – was het een dichtbundel; maar nadat hij de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg toegekend, werd Tarantula her en der een bundeling van kort proza genoemd. Het zit er eigenlijk een beetje tussenin, zie ik nu, en is – hoewel me er niet veel van was bijgebleven – toch een interessante (en, weinig verrassend: heel muzikale) tekst. Je vindt er zomaar flarden van ‘echte verhalen’ in, die – als je bereid bent door het kerouaciaanse Doctor Sax-imitatieproza heen te kijken – opeens weer relevant zijn:

… surrendering to persuasion, the crime against people, that be ranked alongside murder & while doctors, teachers, bankers & sewage cleaners fight for their rights, they must now be horribly generous… & into the march now where tab hunter leads with his thunderbird

Het is natuurlijk niet Tarantula waardoor Dylan (tegen wil en dank) zijn stempel ‘voice of a generation’ kreeg, en ook zijn latere autobiografische Chronicles (met de fascinerende ondertitel Volume One) zal niet zijn waar mensen als eerste aan zullen denken bij het horen van zijn naam. Toch zou ik ook benieuwd zijn naar een bundel of roman van Oberst; de neerslag van een moment en een sentiment in de tijd, in drukvorm, zoals Tarantula dat deels ook is. Er zijn naast Dylan genoeg andere muzikanten die zich met verve hebben gewaagd aan boeken schrijven; Steve Earle, Patti Smith, Leonard Cohen (hoewel hij meer een schrijver was die zich aan zingen waagde), Willy Vlautin, Josh Ritter. Via nogal wat omzwervingen kom ik zo bij het onderwerp waar ik me deze maand wekelijks in wil verdiepen.

Terug naar Hayden: het lijkt er inmiddels op dat we de komende jaren meer waarheid kunnen verwachten in kunst, muziek en literatuur, dan in de alternative facts van officiële berichtgevingen. Of dat nu in al dan niet geëngageerde literatuur is, waar problematische kwesties bij uitstek onderzocht en van verschillende kanten belicht kunnen worden, of in die hartstochtelijke belofte van een man op een Utrechts podium, die ooit (tegen wil en dank) als ‘de nieuwe Bob Dylan’ werd bestempeld: ‘We’re going to take every opportunity to stop these motherfuckers in their tracks.’

Irwan Droog © Floor Schrijvers

Irwan Droog (Den Haag, 1984) studeerde Nederlandse letterkunde en literatuurwetenschap aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij zat in de redactie van Recensieweb en Tijdschrift Ei. Voor Tirade schreef hij eerder een artikel over het werk van John Steinbeck. Van 2012 tot 2017 was hij redacteur bij Uitgeverij Cossee. Hij is medeoprichter van de J.M.A. Biesheuvelprijs, de eerste literaire prijs voor korteverhalenbundels. Sinds begin 2017 werkt hij als zelfstandig redacteur en vormgever.

© foto Floor Schrijvers

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *