In 2015 was elke maand een ander performance piece van Tino Sehgal in het Stedelijk Museum Amsterdam te beleven. Je werd als bezoeker aan de hand genomen voor een paar goede gesprekken, onderdeel van een dansende menigte of keek hoe een digitaal lokmeisje uit het scherm stapte en jou in vlees en bloed benaderde. Het hoogtepunt was de intiemste van de pieces, het stuk geheten Kiss
Er werden in twee maanden twee verschillende versies van de kus uitgevoerd. De eerste behelsde twee personen die midden in een zaal innig verstrengeld een langzame dans van zitten, liggen en opstaan uitvoerden. Het werkte meditatief door de rust en controle die uit de personen sprak.
De tweede versie was daarentegen alles behalve meditatief. Om deze versie te kunnen beleven, moest je een verduisterde zaal binnenlopen. Na verloop van tijd, als je ogen zich aan de duisternis begonnen te gewennen, ontwaarde je de silhouetten van de andere bezoekers. Die stonden samen rond één punt in de zaal. Als je je daartussen wurmde, bereikte je de tweede Kiss. Om ze te zien moest je bijna op ze gaan staan, maar het viel meteen op dat deze verstrengeling zonder kleding plaats had.
De verbazing en schok die gepaard gaan bij het uitgelokte voyeurisme, slaan al snel om in opwinding. In de duisternis voel je de onthulling van een geheim en voel je je verbonden met de niet zichtbare onbekenden om je heen. Het zien van de geliefden is verboden, maar de witte, kronkelende lichamen prikkelen de kijker om het gade te blijven slaan. Kiss was een heimelijke inwijding in de liefde, gewoon in een Amsterdams museum, omringd door onbekende dagjesmensen, toeristen, studenten, kunstliefhebbers.
Het opschrijven van het relaas over een kunstwerk dat draait om geheim, taboe en inwijding, voelt als een schennis van die inwijding.
Heimelijke inwijdingen scheppen verbondenheid, een gevoel van intieme collectiviteit. In Donna Tartts The Secret History komt de verteller, zelf van simpele komaf, tijdens zijn studie terecht in een snobistisch en gesloten clubje van studenten klassieke talen. De lezer krijgt door het meelezen het gevoel ook tot de ingewijden te behoren, terwijl langzaam maar zeker de detective-verhaallijn wordt ontsponnen, waarin de donkere kanten van een gesloten groep van ingewijden naar voren komen.
Als student klassieke talen herkende ik enige parallellen met Tartts vertelling. De dynamiek van een afgezonderde groep vakidioten voelde heel vertrouwd, zeker voor iemand die net van de middelbare school af een nieuw gezelschap zoekt om zich aan te binden. Je kunt je onderdompelen in één groep en je identiteit daaraan ontlenen.
Een onderscheidend aspect van literatuur en poëzie is de inwijding die elk werk vereist. Het is een van de redenen waarom schrijfsels zo’n elitair karakter hebben. Om door te dringen tot een roman of dichtbundel, zal je je de taal eigen moeten maken, je verplaatsen in de vertelling, reflecteren op de gedachten. Zodra je je die geheime taal eigen hebt gemaakt, voel je je onderdeel van een nieuw, klein universum. Je unieke identiteit als lezer wordt gevormd met elk werk dat je tot je neemt, en degenen die kunnen delen in hetzelfde geheim zijn je geestesbroeders.
De directe, lichamelijke magie van Kiss vervloog zodra je de verduisterde zaal uitliep en je ogen prikten in het zonlicht. Maar de ervaring van inwijding draag je mee, vormt een onderdeel van jezelf. Buiten het museum viel je het besef in: ik heb iets gezien en ervaren wat voorbehouden is aan de happy few. Bij ieder uitgelezen boek of gedicht voel je eenzelfde persoonlijk plezier.
Alex Philippa (1994) studeert klassieke talen en wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam en is hoofdredacteur bij defusie.net.