Izmir (I)

Wij landden op 26 mei in een afgeladen vliegtuig na middernacht op het vliegveld van Izmir.

Izmir ligt aan een U-vormige baai die omgeven is door bergen. De stad, de derde grootste na Istanbul en Ankara, telt nu 4,3 miljoen inwoners. In 1970, toen ik op de middelbare school zat, zag je nauwelijks huizen op de hellingen van deze bergen, behalve langs de uitvalswegen en rond de oude burcht. De 1.427.000 inwoners van toen hadden genoeg aan de smalle kuststrook.

In de loop der jaren zag ik dat, als gevolg van aanhoudende immigratie uit de minder ontwikkelde streken in midden en zuidoost Turkije, de bergen zuchtten onder het gewicht van honderdduizenden huizen, die het merendeel van de drie miljoen nieuwe inwoners moesten huisvesten.

Het verschil in welvaart tussen de kuststrook en de ‘nieuwe’ arme wijken die je tegenkomt naarmate je de berghellingen opgaat, is fors. Armoede en werkloosheid, met name onder de jeugdige bevolking (25%), zijn al jaren groot en nemen alleen maar toe. Wil het land genoeg werkgelegenheid bieden aan de gestaag toenemende (jonge) werkzoekenden, dan moet de economie minimaal met vijf procent per jaar groeien. Afgelopen decennium is dit percentage, enkele jaren uitgezonderd, niet gehaald.

Izmir staat bekend als de meest kosmopolitische, seculiere, vrijgevochten en vrouwvriendelijke stad van Turkije. Dit is ongetwijfeld te wijten aan het multiculturele karakter van de stad, wat ontstond in de Ottomaanse tijd, toen de handel een exclusieve aangelegenheid van niet-moslims was. In de 19e eeuw genoot Izmir de status van ‘grootste exporthaven’. Als je in de bovengrondse metro zit zie je entrepots uit die tijd. Sommige zijn nog in gebruik, andere die in vervallen staat verkeren, wachten erop gesloopt te worden om plaats te maken voor een residence of een kantoortoren.

De eerstvolgende zondag benutten we om het zakencentrum Alsancak en omgeving te verkennen. Geen uitlaatgassen in de lucht en geen verkeerslawaai; de stilte en de rust, vergeleken met de doordeweekse drukte, deden haast onwerkelijk aan. Op de verlaten wegen hing een troosteloze sfeer.

Onze blik viel op een gebouw in neo-gothische stijl, gelegen naast het Engelse consulaat. Het bleek een Anglicaanse kerk te zijn, gebouwd in 1899 voor de nazaten van de Anglicaanse priesters en handelaren. Al rond het jaar 1630 arriveerden ze in Izmir. In 1625 vestigde zich er ook een aantal Amsterdamse kooplieden onder de naam ‘Directie van de Levantse handel en de Navigatie op de Middellandse Zee’. Ik las op Wikipedia dat de eerste Nederlandse consul in het voormalige Smyrna in 1656 benoemd werd.

Toen we dichterbij kwamen hoorden we gezang. Binnen werd geoefend voor de mis. Een blonde man met een gitaar stond in gebroken Turks een lied te zingen, waarvan de tekst op een scherm te volgen was; hij werd begeleid door een andere man die trombone speelde. Wij gingen zitten.

Een vrouw van middelbare leeftijd met westers uiterlijk stapte op ons af en sprak ons in het Engels aan. Er ontspon zich een levendig gesprek. Ze was gezonden om het Evangelie onder de aandacht van een breder publiek te brengen en mocht de ruimte gebruiken voor de middagmis. Ze vertelde dat zij met haar man (de zanger) en hun twee kinderen tien jaar in Izmir woonde en uit Nederland kwam. Met haar kosmopolitische karakter bleek deze stad wat dat betreft een goede keus. Ze maakte zich zorgen over de toenemende armoede de laatste vijf jaar. Ze voegde eraan toe dat jongeren meer geïnteresseerd raakten in het christendom.

De sfeer was vrolijk en uitbundig en de aanwezigen zongen uit volle borst mee.

Stilletjes verlieten we de kerk na de eerste gezangen. Het was een onverwachte ontmoeting, die ik mezelf zou hebben onthouden als ik die dag niet als een argeloze toerist had rondgelopen.

Toen we buiten stonden schoot me een recent rapport van de Turkse overheid te binnen, dat wees op toenemende belangstelling onder de jongeren voor het Deïsme. Het rapport bracht veel beroering teweeg in de gelederen van Erdogans AKP en gaf op social media aanleiding tot een discussie over de oorzaken. Een verklaring die mij opviel was dat jongeren kennelijk willen blijven geloven dat het universum een schepper heeft maar dat die schepper niet per se Allah hoeft te zijn. Ze willen kennelijk liever zelf bepalen hoe zij met het geloof omgaan.

We liepen naar de kade. In de oudheid lag de kustlijn een kleine kilometer landinwaarts. Slib, dat de talrijke beken en riviertjes naar de zee meevoerden, maakte de oude haven onbruikbaar.

Zo liepen we een eind op de kade, langs groepjes jongeren op het grasveld met muziek aan, flanerende gezinnen op hun zondags gekleed en amateurvissers die tuurden naar hun dobber.

We namen vervolgens de veerboot en keerden huiswaarts.

Foto van Kerim Göçmen
Kerim Göçmen

Kerim Göçmen werd in 1957 geboren in Izmit, een stad ten oosten van Istanbul. Hij bracht zijn jeugd door in diverse plaatsen in Turkije, waar zijn vader het ambt van rechter uitoefende. In 1974 begon hij met de studie werktuigbouwkunde in Ankara. Drie jaar later kwam hij op uitnodiging van zijn tante naar Nederland. Hij veranderde van studie en koos voor politicologie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.  Het geheim van de kromme neuzen was zijn debuut, daarna verschenen Rode kornoeljes en Kroniek van mijn schoolvakanties.