Jordaanvader

Hiske Versprille wachtte op me op het terras van een café op de Lindengracht, waar we samen wat gerechtjes voor een catering zouden bedenken. Ik was te laat omdat Nadim zijn Snoopysokken niet aan had gewild. Ikzelf droeg een Hema T-shirt (omdat ik de Hemaprijs voor witte T-shirts de enige acceptabele prijs voor witte T-shirts vind) en een Levi’s spijkerbroek uit San Francisco, die ik gekocht had omdat mijn oude Levi’s niet meer lekker zaten. Ik droeg teenslippers uit Paramaribo, die ik voor 12 SRD (3 euro 50) bij een winkel op de Dr. Sophie Redmondstraat gehaald had, en waarvan ik nooit afstand zal kunnen doen. Omdat ik niet graag naar de kapper ga en onze douche al een half jaar lekt, stond mijn haar als een wollige motorhelm om mijn hoofd.

De bovenstaande paragraaf is de laatste die ik ooit zal wijden aan mijn eigen uiterlijk. Ik vind mode een belachelijk iets om mee bezig te zijn, en hoe ik eruitzie berust ten allen tijde op een samenloop van omstandigheden. 

Ik verontschuldigde me niet voor mijn te laat zijn omdat het tenslotte mijn schuld niet was, ging zitten en bestelde wat te drinken voor ons. Hiske glimlachte naar Nadim en sloeg een notitieblokje open. Ze klikte haar pen open en dicht. Toen zei ze: ‘Je ziet eruit als een echte Jordaanvader.’ 

U moet weten dat ik Hiske Versprille heb leren kennen als een behoorlijk scherp observator (zie bijvoorbeeld haar stukken in het Parool en op de site Hard Hoofd). Ieder ander had ik om die opmerking een eikel genoemd en tegen zijn enkel geschopt, maar omdat het Hiske was, besloot ik haar woorden even te parkeren om er later nog eens rustig over na te denken. Later is nu. 

Er zijn twee mogelijke uitgangspunten: 1) Ik zie er echt uit als een Jordaanvader en ben er dus ook een; 2) Ik ben een absoluut uniek individu, dat weliswaar in een bepaalde context leeft (de Jordaan) en ook nageslacht heeft en ook mannelijk is, maar dat eruitziet als geen enkel ander individu (en zéker geen genre). 

Het antwoord ligt meteen voor de hand. Uitgangspunt 1 kan niet anders dan het juiste zijn. Maar hoe? Wat aan mij, behalve mijn slonzigheid en het feit dat ik een kind bij me had, maakte me specifiek Jordaanvader? Andere vaders in mijn buurt kan ik alleen betrappen op dezelfde zonnebril (Persol, mijn enige prijzige accessoire). Is de mal voor Jordaanvaders dan zo breed dat hij bijna alle kledingstijlen omvat? Wat maakt de mannengroep waartoe ik kennelijk behoor dan zo overduidelijk Jordaanvaders? 

Na een boterham met pindakaas en een espresso begon me iets te dagen. Had het niet met afstand te maken? Als mijn oudtante vroeger een zwarte man zag lopen dan zei ze: ‘Kijk, een neger.’ (Eindhoven, 1978). Als een zwarte oudtante dezelfde zwarte man zag lopen, dan had ze waarschijnlijk ‘Hoi Rudolf’ tegen hem gezegd. Was mijn Jordaanvaderschap niet het gevolg van hoe oppervlakkig Hiske me op dit moment nog kende? 

Ja, besloot ik. Dat moest het zijn. Ik zou ervoor zorgen dat Hiske me beter leerde kennen, en daardoor zou ik de brede mal van Jordaanvaderschap overstijgen, om voortaan te worden beschreven als schrijvende huisvader (op Surinaamse slippers). En als het me gegund was, dan zou ik zulke goede vrienden met Hiske worden dat ze uiteindelijk (als we onze vijftigste verjaardagen samen vierden) in haar toespraak zou zeggen: ‘Gilles, jij bent echt volstrekt uniek. Je ziet eruit als geen enkel ander individu.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.