Keti Koti

Dit jaar zou ik Nadim meenemen naar Keti Koti. Maandag haalde ik hem op uit school en zette hem op de stang van mijn fiets, trapte richting Oost.

Ik wilde hem vertellen waar het festival voor staat; wilde niet dat hij zou denken dat hij naar een vroege versie van Kwakoe ging. Natuurlijk had ik me afgevraagd wat een goede leeftijd is om je kind te vertellen dat er zoiets als slavernij bestond, dat onze stad gebouwd is met het bloed van onderworpen mensen.

Zeven is jong, maar zwarte kinderen kunnen ook niet kiezen wanneer ze klaar zijn voor discriminatie, dus zeven leek me oud genoeg. Al trappend probeerde ik moed te verzamelen; de juiste woorden.

We kwamen langs een VR-café waar ik Nadim mee naartoe genomen had toen we te laat bleken voor het Amsterdam Light Event. De blitse bril en het 3D-spel hadden hem de beloofde lichtjestoer doen vergeten.

‘Pap’ zei hij. ‘Wanneer gaan we weer met zo’n bril?’

Ik ademde in en weer uit. ‘Dat doen we nog wel eens. Nu gaan we ergens anders heen, en daar wil ik iets over vertellen.’

Soms vraag ik me af hoe het zou zijn om in een land te wonen waar je alles met de auto doet. Waar je nooit met je jongen tussen je armen door de stad kunt zoeven, de wind door zijn haar.

Het is moeilijk om je kind over ons verleden te vertellen. Precies te zeggen hoe het was en is. Nadim luisterde en ik praatte, hakkelde af en toe. Ik hoopte dat hij mijn verdriet niet hoorde. Toen ik klaar was vroeg ik of hij me begrepen had.

Ik vroeg hem te herhalen wat ik had verteld, wat hij heel nauwkeurig deed. Ik zei dat veel van de zwarte mensen die we kennen nakomelingen van slaafgemaakten zijn. Ik noemde zijn tante Q en zijn vriend G, noemde mensen die hij zich herinnert uit Suriname.

Stilletjes liep hij aan mijn hand het Oosterpark in, waar de wolken barbecue en reggae ons opvingen. We kwamen bij het monument: mensen in ketenen, de vrijheid aan het einde als een gevleugelde figuur.

Met zijn hand in de mijne zette ik koers naar een kraam waar ik schaafijs voor mijn jongen kocht. Hij koos blauw en rood en oranje, slurpte luidruchtig.

Nu, dacht ik, komen de vragen.

‘Pap?’

‘Naadje?’

‘Denk je dat we op de terugweg nog even naar dat café met de brillen kunnen?’

________________________________________________

Optie 8Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en recensent. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in diverse bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind en Het jasje van Luis Martín.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.