Wachtend op een reactie van enkele literaire tijdschriften, ben ik maar begonnen een wat langere tekst op papier te zetten. Ik heb de afgelopen maanden zoveel korte verhalen geschreven dat ik nog zeker een jaar lang teksten naar tijdschriften kan blijven sturen (zeker als de tijdschriften op dit tempo blijven reageren).
Ik loop al lang rond met dit verhaalidee. In een van mijn eerste pennenvruchten beschreef ik dit thema al en de afgelopen jaren zijn er steeds kleine nieuwe elementen bijgekomen: iets wat ik heb meegemaakt dat er goed inpast, een bepaald beeld of een indruk, een uitspraak van iemand, een nieuwe gedachte die ertoe leidde dat ik meer diepte in het verhaal kon leggen. Ik hoop dat het de lengte houdt die ik nu voor ogen heb: een korte roman. Ik houd van korte romans.
Uiteraard, Oorlog en vrede is schitterend en ook over De ontdekking van de hemel hoor je me niet klagen, maar er is iets aan korte romans dat mij enorm aantrekt (laat ik een korte roman definiëren als een boek van maximaal 200 pagina’s). Een kleine zijweg: ik kom tegenwoordig, op borrels en laatst ook bij mijn studentenbadmintonvereniging, regelmatig mensen van mijn leeftijd tegen die Oorlog en vrede hebben gelezen en het schitterend vinden. Een van de badmintonners zei dat hij nu bezig was in Dode zielen, ook geen dunnetje. En afgelopen mei had ik zelfs met iemand een gesprek over Doctor Faustus (de rechtenstudent in kwestie probeerde mij ervan te overtuigen dat ik dat boek móest lezen). Het zijn overigens voornamelijk mensen die een studierichting in de geesteswetenschappen of rechten doen die die dikke boeken lezen: bij mijn eigen studie (biomedische wetenschappen) zijn de literaire geesten ver te zoeken. De enige lezers daar zeggen dat ze alleen in het Engels lezen omdat het Engels een wereldtaal is en daarom een betere literatuur heeft. Het Nederlands is geen wereldtaal en daarom is onze literatuur slecht. (Dat literatuur uit Scandinavische landen internationaal hoog wordt aangeslagen en dat de IJslander Halldór Laxness ooit de Nobelprijs voor literatuur heeft gekregen weten ze niet, net zomin als dat ze ooit van Rijneveld en zijn Booker Prize hebben gehoord.) Ook onder de docenten is de kennis van literatuur wat dun gezaaid: laatst hadden we een inleidend college over wetenschapsfilosofie waarin een arts een citaat van Bertrand Russell gebruikte en hij sprak (echt waar) de naam van deze Nobelprijswinnaar uit als Bertrân Ruselle (op zijn Frans dus). Maar wat ik wil zeggen: onder de studenten die niet aan de medische faculteit studeren valt de leescrisis waar veel over gesproken wordt volgens mij wel mee.
Terug naar de korte romans. Een andere badmintonner, een Amerikaan, vertelde me afgelopen zaterdagnacht (tijdens een studentikoos glow-in-the-dark-badmintontoernooi) dat in Zuid-Korea, waar hij enkele jaren als journalist heeft gewerkt, novelles en korte romans worden beschouwd als volwaardige, grote literaire werken: ‘They are looked upon as novels, as a separate art form,’ zei hij. Na hier nog wat over doorgepraat te hebben, verklaarde hij dat mensen in Zuid-Korea ervan houden om korte verhalen en korte romans te lezen. Hijzelf ook. Ik vroeg hem waarom. Mijn vraag bleef helaas onbeantwoord, omdat we op dat moment weer moesten gaan badmintonnen, maar laat ik die vraag eens aan mijzelf stellen. Ik houd ook van korte verhalen en kortere romans. Waarom?
Ik vind het leuk als een verhaal plotseling midden in een bepaalde situatie begint en dat die situatie onder het lezen steeds duidelijker wordt (zoals bij De gedaanteverwisseling van Kafka) of juist steeds absurder (zoals bij De neus van Gogol). Daarnaast heb ik het gevoel dat er in korte verhalen en korte romans vaker een grote drive naar voren valt te ontdekken: er is maar één verhaallijn die het verhaal voortdrijft en het verhaal ontvouwt zich daardoor ook sneller, wat leidt tot vaart. Ik ben minder geneigd om het boek even te laten rusten (De dood van Murat Idrissi van Tommy Wieringa heb ik bijvoorbeeld in één avond uitgelezen). Paradoxaal genoeg gaat het mij niet per se om het verhaal zelf, maar meer om hoe het verhaal is uitgewerkt: de sfeer, de beelden, de taal. Misschien kan er zelfs beargumenteerd worden dat een goede uitwerking ook zorgt voor een zekere drive of drang: een mooie beschrijving kan ervoor zorgen dat je blijft lezen, omdat je benieuwd bent naar de volgende mooie beschrijving. Wellicht is ‘interesse’ de juiste term: het is bij een korte roman of kort verhaal makkelijker om interessante elementen in het verhaal in te bouwen omdat je ze niet hoeft uit te werken of uit te melken. Als je van De neus of De gedaanteverwisseling een roman zou maken, zouden de verrassende elementen denk ik verwateren, waardoor deze werken niet meer die frisheid zouden hebben die ze nu hebben.
Tot slot vind ik raamvertellingen prachtig en ik heb tot nu toe weinig dikkere romans gevonden die als een raamvertelling zijn opgebouwd terwijl er veel korte romans zijn die deze vorm hanteren (mijn korte roman is overigens ook een raamvertelling). Ik heb bij raamvertellingen altijd het gevoel dat ik naar iemand zit te luisteren die een verhaal vertelt of een geschiedenis op papier heeft gesteld (zoals in Ethan Frome van Edith Wharton). Er klinkt voor mijn gevoel een duidelijke stem in door en dat vind ik prettig: het verhaal voert me dan veel meer mee.
Ik moet echter wel zeggen dat ik na enkele korte romans gelezen te hebben, ook altijd weer zin heb in een langere. En omgekeerd geldt dat ook: na enkele langere romans heb ik weer zin in een korte. Maar goed, hierdoor ontstaat er balans.
En nu ga ik weer schrijven.