Lange dagreis naar de nacht

Ik zat in de schouwburg en de tranen stroomden over mijn wangen. Sinds lang was ik weer naar het toneel gegaan, om Lange dagreis naar de nacht van Eugene O’Neill te zien. Ik kende het stuk niet, behalve dan van naam.

Toen mij duidelijk was hoe de tragische vork in de steel zat, kon ik niet anders dan obsessief kijken. In Lange dagreis staat het gezin Tyrone centraal. Ouders en beide zoons zijn zwaar beschadigd. Moeder is juist teruggekeerd uit een klinkiek en ontkent dat ze nog steeds een probleem heeft. De mannen zouden haar en haar medicijnkast wel willen controleren, maar door haar manipulaties komt het daar niet van. Ze lijdt aan een morfineverslaving* en probeert haar man en zoons zo ver mogelijk van zich af te houden – door toenadering te zoeken. Ze is een vat vol irrationaliteit. Het spel van Marieke Heebink deed me bij wijlen denken aan Jack Nicholson in The Shining: van poeslief naar agressief en van meegaand naar ijskoud binnen een split second.

Er is nog veel meer aan de hand. Zoon Edmund blijkt TBC te hebben, en wanneer dat naar voren komt is hij voor de anderen al overleden. Vader heeft het beste voor met iedereen ‘maar binnen aanvaardbare grenzen’: hij blijkt een harteloze vrek. En zoon Jamie is een losgeslagen pierewaaier, laf, gemeen en manipulatief. Hij heeft daarmee de beste eigenschappen van zijn ouders geërfd. De vechtscène tussen de broers, tegen het eind van het stuk, was ronduit beangstigend. Er gaan nog doden vallen ook, dacht ik, maar zover kwam het niet. O’Neills tragedie blijft er een van woordelijke gevechten. De verwijten, beloftes, beschuldigingen, excuses, chantagepogingen, spijtbetuigingen en ontkenningen zijn niet van de lucht, maar alles in omfloerste bewoordingen.** Zinnen die iedereen zo zou kunnen uitspreken.

Ergens halverwege de vierde akte begon ik te huilen. Ik wist niet waar het vandaan kwam, volgens mij had ik niet eerder om een toneelstuk gehuild. Niet bij Aeschylus, niet bij Sophocles,*** ook niet om het werk van Tom Lanoye. Had het drankje in de pauze er iets mee te maken? Kon Aristoteles’ Poetica dit verklaren? Of mocht ik volstaan met de gevoelsmatige uitleg dat goede kunst je nu eenmaal midden in het strijdgewoel moet werpen?

Er zat niets anders op dan met rode ogen terug naar huis te lopen. De lange omreis terug naar huis.

 

* Over morfinisme gesproken: lees Hans Fallada’s verlavings- en afkickverslag Drei Jahre kein Mensch.

** O’Neill combineert de theorieën van Martin Buber en Emmanuel Levinas over menselijke interactie.

*** ‘Het is ‘n goddamn Griekse tragedie…’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Marko van der Wal

Marko van der Wal (1989) is opgeleid als classicus, redacteur van Tirade en werkt bij Uitgeverij Van Oorschot. Sinds enkele jaren blogt hij (onregelmatig) voor tirade.nu.