Leren, lezen

 

 

 

 

 

 

In mijn hoekje van de bank las ik de laatste regels van Gustaaf Peeks Ik was Amerika. Ik sloeg het boek dicht en liet mijn handen op de kaft rusten, die plakte aan de kringels op mijn vingers. Daaronder gonsden de duizenden opgestapelde zinnen nog na. Ik wist dat het er duizenden waren omdat ik ze één voor één gelezen had.  

‘Kut’, zei ik.

Birre trok haar benen op en liet Arjen Lubachs Magnus zakken.

‘Cijfer?’

Zonder na te denken zei ik: ‘Tien.’

‘Echt?’

Ik knikte. ‘Het is een geweldig boek. Net toen ik dacht: Dat einde is een beetje een anticlimax, als hij zijn vriend eindelijk vindt, toen vond ik het óók meteen zoveel mooier dan dat het een echte climax was geweest, omdat het zoveel échter is dat het loopt zoals het nu loopt…’

‘Gil.’

‘Wat?’

‘Ik moet ‘m nog lezen.’

‘O. Oké. Sorry.’

Ze legde Magnus neer en liet haar voeten over de rand van de bank zakken, waar ze blind als mollen de openingen van haar sloffen vonden. Op weg naar de wc vroeg ze: ‘Nummer hoeveel was dit nou?’

‘Dertien, denk ik.’

‘Heb je ’t wel opgeschreven?’

Birre is een fervent lijstjesmaakster. Als klein kind schreef ze al schriften vol toptienen van al het denkbare. Het mag dan ook geen wonder heten dat het Gillesch Nederlandsch Leeschoffensief haar idee was.

Zolang ik me herinner las ik uitsluitend Amerikaanse en Engelse fictie. In het Engels. Al op de Schrijversvakschool leverde dit problemen op, maar toen ik begon met publiceren werd het alleen maar erger. Je moet toch op zijn minst een drietal Nederlandse Helden hebben, als Nederlandse schrijver? Ik wilde niet worden zoals onze groentenman Wim, die bij bijna al zijn groenten kan toelichten dat hij ze zelf nooit eten zou.

‘Daar moet je wat aan doen’, had Birre gezegd.

Maar ik dacht dat ik in het Nederlands niet kon vinden waar ik het meest van hield. Dat mijn soort verhalen hier niet bestonden.

‘Dat kan niet’, zei Birre. ‘En je zal het ook nooit weten als je het niet probeert.’

Ik wilde daar graag iets tegenin brengen, maar niet alleen heeft Birre bijna altijd gelijk, ze wéét het als ik weet dat ze gelijk heeft.

‘Goed’, zei ik. ‘Wat stel je voor?’

‘Ik stel voor dat de komende twintig boeken die je leest Nederlandse zijn.’

‘Allemaal? Je bedoelt een soort Nederlandsch Leeschoffensief?’

‘Ja. Waarom slis je?’

Op dit moment lees ik boek nummer 14: Jan van Akens Het fluwelen labyrint. Tot nog toe is het gemiddelde van de cijfers die ik uitdeelde als indicatie van mijn leesplezier een 7,1. De laagste score was een 2,5 en de hoogste punten gingen dus naar Gustaaf Peek. Verder zal ik geen namen noemen, omdat wij schrijvers al genoeg lijden onder mensen die cijfers aan hun eigen smaak verbinden. Het moge in ieder geval duidelijk zijn dat het Nederlandse boek – met nog 6 stuks te gaan – vér boven mijn verwachting zal gaan scoren. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.