Losgezongen

talkbox

Als er vroeger bij ons thuis geen ruzie werd gemaakt, werd er gezongen. Iedereen deed mee. Mijn moeder bestreek de middenregisters, de kopstem van mijn zus fluitketelde Maryah Carey er moeiteloos uit en ik bromde in derde stem mee vanachter mijn boek. Mijn oma, die twee dagen per week bijsprong in het huishouden en tijdens het interbellum met een meidengroep voor de radio had gezongen, vulde ons aan met een diepe alt die natrilde in je buik.

Ons repertoire was eclectisch. Mijn moeder had een uitgebreide collectie experimentele plingploink-jazz die je niet heel makkelijk mee kon zingen, maar ze hield ook van Motown. Zelf draaide ik Prince, Bowie, Jackson. Oma, op haar leeftijd zorgeloos losgezongen van trends en alles wat toen cool moest zijn, bleek een onverwacht zwak voor reggae te hebben. Tegenwoordig zou haar hierom cultural appropriation worden verweten, maar destijds kon een blanke bejaarde uit Wormerveer nog ongestraft een reumatisch vuistje in de lucht steken en luidkeels meegalmen met I shot the sheriff.

Tegelijkertijd met oma heb ik mijn liefde voor de voicebox – of talkbox* – ontdekt. De stereo stond hard toen Roger Troutman van de band Zapp het nummer I want to be your man (1987) door een tuinslang via een synthesizer onze woonkamer in zong. Oma stond net andijvie te stampen. Meteen bij de eerste klanken van zijn elektronisch vervormde stemgeluid kwam ze de keuken uit en schuifelde richting de speakers. Dansen zat er fysiek niet meer in, maar ze hield gedurende het hele lied haar hoofd gekanteld en af en toe, bij hoge uithalen, trok ze in een reflex een schouder omhoog. ‘Weer eens wat anders’, zei ze toen het afgelopen was, wat in het Zaans magistraal betekent.

Van mijn oma is bekend dat ze televisie keek met een zonnebril op. Daaraan kon je merken dat ze van een andere generatie was; de audiogeneratie. Ik weet nog dat ze haar aanvankelijke waardering voor het nummer Candy van Cameo (1986) direct verloor nadat ze in de clip had gezien dat zanger Larry Blackmon een rode kruisbeschermer over zijn latex legging droeg: ‘Nou hoeft het van mij niet meer.’ Daar was ze heel rechtlijnig in.

Mijn oma hield van sobere meubels en kale dansmuziek met een dwingend ritme, met blazers en een behapbaar aantal beats per minuut. Als ze een lekker baslijntje hoorde, bleef ze vanwege de botontkalking weliswaar zitten, maar zelfs tot op het allerlaatst, vanuit haar leunstoel in het bejaardenhuis, bewogen haar orthopedische steunpantoffels nog altijd ritmisch mee over de vuurvaste vloerbedekking. Mijn oma was funky.

___________________

* Misschien was het gedeelde frustratie: zowel de stem van oma als de mijne is te laag voor de meeste popmuziek. Bijkomend voordeel van (hedendaagse digitale varianten van) de talkbox is dat de zang correspondeert met de toetsaanslagen op de synthesizer, waardoor je elke denkbare noot kunt halen en eventuele onzuiverheden eenvoudig kunt corrigeren. De talkbox, een vinding uit 1940 en behalve door Troutman al eerder populair gemaakt door o.a. Stevie Wonder, is bezig aan zijn zoveelste wedergeboorte: Bruno Mars won er vorige week zes Grammy’s mee voor zijn album 24K Magic.

Arjen van Lith (1971) is journalist en schrijver. Samen met vriend D. legt hij momenteel de laatste hand aan hun debuutalbum, dat later dit jaar zal verschijnen. De meeste maanden van het jaar woont hij in Austin, Texas.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Arjen van Lith

Arjen van Lith (1971) is journalist, schrijver en kunstenaar. Sinds acht jaar woont hij in de Verenigde Staten, eerst in Austin en nu in Pittsburgh, waar hij werkt aan zijn sleutelroman en andere projecten