Lost in the Funhouse – over Baas & Barth

1)  Maxim Februari houdt aanstaande vrijdag de Rudy Kousbroeklezing in De Rode Hoed in Amsterdam. Ja, natuurlijk ben ik daarbij. Kaarten: hier.

2)  Zondagavond. Ik zit nog in Milaan. En deze regels tik ik niet zelf, ik dicteer ze aan mijn goede vriend en tolk Francesco Lucarotti. Gisteren was ik bij de preview van Maarten Baas’ BAAS IS IN TOWN en daar heb ik zo verschrikkelijk hard gelachen dat er tengevolge van bloedstuwingen in mijn hals, nek en schouders een paar zenuwen bekneld zijn geraakt – daardoor ben ik op slag ‘lachblind’ geworden. Nee, ik kende de term ook niet. Maar nu dus wel. Zicht verloren, wel je woordenschat vocabulaire verrijkt – geluk bij een ongeluk! Volgens de doktoren krijg ik over een dag of drie vanzelf mijn zicht weer terug. Nou we zullen zien (woordspeling!).

‘Hahaha, schitterend!’

‘Maak het nou niet erger voor die arme jongen.’

3)  ‘Taal is een gevaarlijk medium,’ schreef Maxim Februari vorige week in Prins der duisternis (column, NRC 31/03/2014). Want: ‘Meestal schep je met je woorden een nieuwe werkelijkheid.’

4)  Die blindheid is verder geen probleem. Het is schitterend weer hier – hier in Milaan bedoel ik – dus ik heb mijn zonnebril toch al de hele dag op. Heb me wel verveeld vanmorgen. Maarten en zijn crew zijn de hele dag druk met cameraploegen en journalisten en in mijn situatie is het sowieso niet handig om met die jongens te gaan keten – dat wordt weer zo keihard lachen dat ik straks de rest van de maand ook nog in het fokking donker zit.

 5)  In 2013 was ik een paar weken in de ban van een essay van Maxim Februari, Het regentonrumoer. Ik citeer eruit in de jongste Tirade, in een tekst over David Foster Wallace’ Infinite Jest.

6)  Een paar maandagen terug – op 17 maart jongstleden – beloofde ik hier een blogpost over Maarten Baas’ nieuwe ‘show’ in Milaan. Dat is dit stukje. Voor een overzicht van wat hij doet/toont: kijk hier. Hier lees je blogs over de opbouw van zijn tentoonstelling.

7)  John Barth was één van de grote voor- én tegenbeelden van David Foster Wallace. Barths kortverhaal Lost in the Funhouse – uit de gelijknamige bundel, die door sommigen Laat-Modernistisch en door anderen Postmodern wordt genoemd, MAAR DAT TERZIJDE – gaat over een gezin (vader, moeder, oom, twee jongens, en een vriendin van de oudste jongen) dat een dagje naar een funhouse gaat. De vertelling reflecteert (hoe toepasselijk in een spiegelpaleis) op entertainment, op het verschil tussen taal/wereld en werkelijkheid/kunst – en levert geestige en/want intelligente kritiek op schrijfschoolproza, commercial fiction en hap-slik-weg-literatuur. Het verhaal is een impliciet pleidooi voor oorspronkelijkheid, al is dat dan meteen weer een problematische term omdat solipsisme ook een  – 

‘De tekst plaatst dus kritische vraagtekens bij well made plays?’

‘Zeker.’

‘Het is metafictie?’

‘Het is metafictie. Maar goede metafictie is in de eerste plaats ook gewoon fictie natuurlijk.’

8)  Door mijn lachblindheid heb ik alleen BAAS IS IN TOWN kunnen zien. Vanmiddag ben ik, met m’n zonnebril op, aan de arm van Lucarotti, door wat zalen van andere ontwerpers gedwaald. Lak, verf, chemisch gereinigde bekleding – in iedere ruimte rook het anders. Iedere vloer gaf een ander voetgevoel. Francesco probeerde steeds te beschrijven wat mijn ogen misten. Omdat ik geen woord Italiaans spreek, is Francesco vanuit Rome hiernaartoe gekomen om voor me te tolken. Op de scooter die hij heeft gehuurd, zwieren we van locatie naar locatie. Nu ik niet kan zien, valt me opeens op hoe lekker Francesco eigenlijk ruikt en wat een innemende stem hij heeft. Schrale compensatie voor wat mijn ogen hier allemaal moeten missen.

9)  Lijd jij niet aan tijdelijke lachblindheid – en als jij deze woorden kunt lezen, dan acht ik de kans daarop GROOT – vergeet vanavond dan niet naar Maartens Moestuin te kijken. Bij de VPRO. Om 19.20 uur, Nederland 2.

10)  Heb ik al gezegd dat het nu zondagavond is? Ik kan het zelf niet teruglezen. Ja? Oké. Ik zit aan een tafeltje. Het is donker. Hoewel: ik voel me als licht dat opgaat in het licht. Door die lachblindheid ben ik totaal gedematerialiseerd… of gedecarneerd… Blind tijdens de Salone Internazionale del Mobile– na de filmfestivals in Cannes en Berlijn misschien wel het belangrijkste visuele spektakel van Europa. Hoe ironisch, hoe grappig als je er wat langer over nadenkt.

Zo, nu eerst m’n espresso… waar is Francesco eigenlijk?  Ik leun naar voren, ik reik… veeg per ongeluk een suikerstrooier van tafel… met een bons raakt hij de grond… als ik het ding van de planken vloer wil rapen, knal ik zo keihard met m’n voorhoofd tegen de tafel dat er ergens een draaiorgel aanslaat dat kerstliedjes begint te spelen. Uiteindelijk vindt mijn hand het espressokopje. Ik sla het slokje achterover, zucht. Terwijl ik iets onderuit ga zitten op mijn houten stoel, lees ik mijzelf – in stilte, uit het hoofd, want ik ben wel blind, maar ik mankeer niks aan m’n hersenen – Lost in the Funhouse voor. Dit is de mijmering van de dertienjarige protagonist aan het slot van LITF:

He envisions a truly astonishing funhouse, incredibly complex yet utterly controlled from a great central switchboard like the console of a pipe organ. Nobody had enough imagination. He could design such a place himself, wiring and all, and he’s only thirteen years old. He would be its operator: panel lights would show what was up in every cranny of its cunning of its multifarious vastness; a switch-flick would ease this fellow’s way, complicate that’s, to balance things out; if anyone seemed lost or frightened, all the operator had to do was.

      He wishes he had never entered the funhouse. But he has. Then he wishes he were dead. But he’s not. Therefore he will construct funhouses for others and be their secret operator – though he would rather be among the lovers for whom funhouses are designed.’ *

‘Wat betekent multifarious?’

‘Dat zijn de harde stukjes karamel die bij de productie van stroopwafels soms tussen de – ’

‘Effe serieus.’

‘Veelsoortig, uiteenlopend, verscheiden.’

‘Hahaha, sure!’

‘?’

‘Rare druif!’

TiradeThat’s entertainment!

Soundtrack: Bach, Gould.

Volgende week: Maxim Februari’s Rudy Kousbroeklezing. En meer.

Noot

*Lost in the Funhouse (1963;p.97). In mijn ogen (sorry) is de tegenstelling maker/gebruiker (schrijver, lezer) een retorische.  Maar dat is minder relevant. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *