Lucianus van Samosata

Het is altijd mooi als een bewonderde schrijver je op het spoor brengt van een andere. Zo kwam ik via Jacques Gans uit bij Lucianus.
            In 2006 kocht ik Gans’ roman Liefde en goudvissen in de fantastische tweedehandsboekhandel Het ivoren aapje in Brussel. Een prachtige naam voor een boekhandel, die is vernoemd naar een roman van Herman Teirlinck (die overigens dit najaar opnieuw zal worden uitgegeven door Atlas-Contact).
            Liefde en goudvissen vond ik schitterend, maar van de slotzin snapte ik geen snars. Die is namelijk nogal raadselachtig: ‘O Lucianus, dacht ik. Het is beter zo om niets te wegen.’
            Ik heb het boek sindsdien nog vaak herlezen en tot op de dag van vandaag is het me een raadsel wat Gans met die laatste zin precies bedoelde.
           
Het zal iets te maken hebben met het dubbeltje dat de hoofdpersoon in de zin ervoor op straat ziet liggen en vervolgens laat liggen: hij verkiest en is gelukkig met een leven zonder geld en bezit. Maar of die laatste zin een citaat of een parafrase van Lucianus is, en in welke context deze Griekstalige Romein dit of iets dergelijks heeft gezegd: geen idee.
            Wat ik met mijn gebrekkige geest in ieder geval meekreeg, was dat Gans deze Lucianus blijkbaar een interessante schrijver vond en wie weet zelfs een geestverwant. Mijn waardering van het werk van Gans gaat zo ver, dat ik er niet aan twijfelde dat deze Lucianus mij dan ook zou aanspreken. Maar tot voor kort kreeg ik nooit iets van Lucianus onder ogen. Tot vorige week.
            Op de boekenmarkt van het Spui vond ik een nogal klein boekje, uitgegeven door Athenaeum-Polak&Van Gennep, getiteld Ware verhalen. Op het omslag stond de afbeelding van een merkwaardig dier, ik geloof een kruising van een zebra en een kangoeroe. De schrijver was Lucianus van Samosata, die leefde van circa 120 tot 180.
            Het is me nog maar een paar keer in mijn leven overkomen, dat een eerste pagina me zo enorm aansprak. Een andere keer was, niet toevallig, toen ik de eerste pagina van Gans’ ándere autobiografische roman las, Het vege lijf. Die begint met de woorden: ‘Soms verlang ik naar de oorlog terug. Niet om de slachtoffers die hij kostte of om het vuurwerk en het gekraak van de bombardementen. Evenmin was ik zo’n flink soldaat. Het is de vraag of het schieten op de vijand mij wel goed was afgegaan. Toch ben ik geen pacifist en een gevecht van man tegen man ging ik nooit uit de weg. Het ontbreekt mij nog steeds niet aan strijdvaardigheid en er zijn opticiens in de stad die daar van weten.’
            Bij Lucianus trof ik op de eerste pagina een zelfde humorvolle, heldere, nuchtere en tegelijk krachtige stijl aan. Het boekje is vertaald door Boukje Verheij en Tyn Cuypers en bevat een reisverhaal van een ik-verteller naar het Tegencontinent, waarbij hij onder andere belandt op de maan, in een walvis en op het Eiland der Gelukzaligen.
            De ik-persoon begint zijn verhaal door te vertellen dat atleten niet alleen veel sporten maar vooral ook veel uitrusten. Dat beschouwen ze als een belangrijk onderdeel van hun training. Op een vergelijkbare manier, schrijft Lucianus, is het voor mensen die veel lezen belangrijk om na het doorwerken van zware kost, de geest wat rust te geven en in conditie te houden voor de volgende krachtinspanning. Ze kunnen dat volgens Lucianus het beste doen door zich dan bezig te houden met het soort literatuur ‘dat niet alleen puur amusement biedt, doordat het onderhoudend is en gemakkelijk weg leest, maar dat ook nog getuigt van enige cultuur en diepgang. En tot deze categorie zullen ze denk ik ook míjn werk rekenen.’ Ik vind dit prachtig.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *