Ernest Hemingway in an American Red Cross Ambulance in Italy, 1918. Photograph in the Ernest Hemingway Photograph Collection, John F. Kennedy Presidential Library and Museum, Boston.

Niet-bestaande gedichten VI

In het gedicht ‘Cameo’ spreekt een dichter die A Farewell to Arms goed gelezen heeft. We volgen een ambulance die zich een weg baant door Noord-Italië, tegen het decor van de Eerste Wereldoorlog. Dat klinkt als een hoop informatie om in een gedicht te moeten stoppen, maar al deze gegevens worden in de eerste strofe al afgetikt, even volledig als elegant. De strofe voelt helemaal niet boordevol, wat knap gecomponeerd is.

Het gedicht heeft ook iets van een zwart-witfoto, want alles is grijs. Daarbij rijdt de ambulance door een tijd die we alleen van zwart-witfoto’s kennen. Het is ook wel kenmerkend voor Noord-Italië, toch de minst zonovergoten streek, de meest Nederlandse, zou je bijna zeggen. Het gedicht wekt zelfs de indruk, maar bij nader inzien staat dat er helemaal niet in, dat de ambulance de enige kleurtoets in de hele scène is, een witte auto in een zwart-wit landschap, maar wel met een rood kruis erop. Als Schindler’s List, maar dan in een andere oorlog.

En dan de cameo. De laatste strofe, de langste ook, is als een soort epiloog aan het gedicht geplakt. Een regisseur zou nu de kleurenfilm in de camera stoppen, en in feite is dat ook wat de dichter doet: we zijn in een tropischere streek, er is geel zonlicht en een aantal bougainvillea’s, en een man die alleen met ‘de laureaat’ wordt aangeduid, dat wil zeggen, nadat hij de telefoon heeft neergelegd. Wie bekend is met de biografie van Ernest Hemingway weet dat hij in 1954 in Cuba woonde toen hem de Nobelprijs werd toegekend – niet voor A Farewell to Arms, waarin hij zijn tijd als ambulancechauffeur in het Milaan van de Eerste Wereldoorlog verwerkt heeft, maar voor The Old Man and the Sea. Hij is de prijs niet op gaan halen in Stockholm omdat hij nog herstellende was van een vliegtuigongeluk in Afrika, en dat verklaart weer de aangenaam assonerende combinatie van verband en wandelstok. Aan het slot duikt er een ‘ik’ op, de dichter misschien, in een droom, aan wie Hemingway voorstelt om een borrel te drinken. Autobiografisch kan het niet zijn, daar is de dichter te jong voor.

Van wie is de cameo uit de titel, dat is nog wel een interessante vraag. Eigenlijk van iedereen. De dichter maakt een cameo in het leven van Hemingway, en Hemingway maakt er een in het oeuvre van de dichter. In een cameo doorbreek je iets: er is even iemand in beeld die voor de kijker een andere betekenis heeft dan voor de personages in de scène. Door de filmische compositie, en door de aanwezigheid van een beroemdheid, valt dit gedicht uit de toon. En die beroemdheid zelf wordt met een plotselinge, onverklaarbare aanwezigheid in zijn Cubaanse huis geconfronteerd, iemand die tegen hem opkijkt, en tegelijk zijn schepper is.