Niks

Ik figureer in een afstudeervoorstelling van de Theaterschool als bediende, of beter gezegd: bewegend meubilair. Het stuk is Edward II, geschreven door Christopher Marlowe, een tijdgenoot en tevens schaduw van Shakespeare.

Een vriendin heeft me ervoor gevraagd. Met dit project hoopt ze haar opleiding aan de Amsterdamse Toneelschool af te ronden, en zo’n gelegenheid wordt niet klein georganiseerd: naast ouders en vrienden zitten er docenten in de zaal, die op basis van het optreden bepalen of het diploma wel of niet is verdiend. Voeg daarbij de druk om te presteren voor potentiële toekomstige werkgevers – in de vorm van casting-directors en prominente regisseurs – en je hebt een tamelijk hysterische vriendin.

Edward II gaat over een Engelse koning die bekritiseerd wordt om zijn homoseksuele verhouding met zijn favoriet Gaveston en die, wanneer deze door hofintriges aan zijn einde komt, zich ontpopt tot tiran. De mannenrollen worden vertolkt door actrices, de vrouwenrollen door acteurs.

Sanne Vosch, mijn vriendin, krijgt de rol van Edward de Tweede zelf. Dat was aanvankelijk niet de bedoeling, maar de regisseur – zijn bijnaam is de Grote Boze Wolf – heeft zijn e-mail naar de verkeerde Sanne gestuurd. Sanne Everts zou Edward spelen, Sanne Vosch juist Gaveston. Nu is het andersom uitgevallen omdat de artistiek leider dit een veel logischere keuze vindt: Sanne Vosch staat bekend om haar timide verschijning, het ‘muurbloempje’, dus het uitstralen van gezag lijkt voor haar een mooie uitdaging. Conclusie: de ene Sanne boos, de andere in paniek.

De taak van een regisseur is begeleiden, maar zo nu en dan tref je er een van het soort: ‘Ik ben de regisseur, dus ik bepaal’. De Grote Boze Wolf is hier bij uitstek een voorbeeld van. Binnen de kortste keren maakt hij Sanne Vosch helemaal gek. Haar eerste tekst, ‘Ik ben de koning van Engeland,’ ontbeert iedere lading als ze het zegt.

De regisseur: ‘Macht hoef je niet te spelen, lieve kind, macht wordt je gegeven door je medespelers. Deze jongens en meisjes…’ – dit zijn wij, de figuranten die de koninklijke entourage vertegenwoordigen, hoewel de naarling het vertikt ons aan te kijken als hij over ons spreekt – ‘…buigen voor je zodra je de ruimte binnenschrijdt.’ Ineens staat hij achter mij, met zijn pelvis tegen mijn achterwerk. Zijn stinkadem slaat tegen mijn nek terwijl hij mij behoedzaam voorover duwt met zijn kleine worstenvingers.

‘Wat bent u van plan?’ sis ik tussen mijn tanden door.

Mijn belager spuwt vuur uit zijn varkensoogjes van achter een rond brilletje. ‘Ik kijk of u bevattelijk bent voor regie.’

‘Hoe teleurgesteld zou u zijn als ik zou zeggen dat dít soort regie me te lichamelijk is?’

Hij negeert me. ‘Kijk, zij buigen, zoals deze jongeman nu doet, en jij hoeft slechts te incasseren. Appeltje eitje.’

De repetitiedagen verstrijken. Ik ben niet op alle dagen nodig. Gedetailleerd verslag krijg ik wel van Sanne: ‘Die dubbel belegde boterham maakt me knettergek. De gevoelige en intieme gedeeltes lukken prima, maar de scènes waarin ik moet domineren…’ Ze houdt even op. ‘Laatst gooide hij een stoel naar me. Vloog dwars door de repetitieruimte.’

Op de dag van de generale repetitie heeft de Wolf tompoezen meegenomen, ‘voor na afloop, als jullie me hebben laten zien hoe mooi het wordt.’ Tijdens de laatste scène opent hij de doos en begint hij te vreten; tegen de tijd dat we klaar zijn en wachten op zijn eindoordeel, zit zijn arrogante smoel vol met room en stukjes koek.

‘Sanne Vosch,’ smakt hij. ‘Gister had ik nog iets van: “Ze haalt het, maar met de hakken over de sloot.” Vandaag denk ik: “Daar gaat je diploma.” Je gaat totaal voor schut staan als je geen majesteit uitstraalt, dat noemt zich actrice! De weinige hoop die ik had, dat wellicht in de laatste repetitieweek het lampje zou gaan branden, heb je de bodem ingeslagen. Proficiat!’

Sannes ogen tranen.

‘Ach, meisje, ben je nu zo verdrietig?’ sneert de dictator met volle mond, waarop de hoofdrolspeelster huilend de zaal verlaat.

Ik heb niets te verliezen of te bewijzen. ‘Meneer de regisseur,’ zeg ik, kijkend naar die viezige halflange haren en dat zwarte gat waar nog een tompoes in verdwijnt, ‘heeft mevrouw uw moeder u niet geleerd dat praten terwijl men eet een onsmakelijk gezicht oplevert?’

‘Brutale snotaap,’ klinkt het tussen de happen door.

‘Pardon, dat verstond ik niet,’ laat ik weten, waarop hij een wegwuifgebaar maakt.

Die avond is de première. Ik probeer Sanne zo goed mogelijk te troosten, samen met mijn medespelers. ‘Wat Holle Bolle Gijs ervan denkt, daar veeg ik m’n gat mee af,’ snikt ze, ‘maar het oordeel van mijn leraren, de professionals, mijn ouders…’ Nooit eerder heb ik haar gebroken gezien; ik voel me volslagen machteloos. Dan krijg ik een idee. Een erg goed idee.

De kleine zaal is aardedonker geworden, de toeschouwers transformeren in zwijgende silhouetten. Spotlights aan, het stuk begint. Wij, dienaren van de koning, staan op een kluitje. Edward de Tweede komt op, en iedereen zakt synchroon door de knieën.

Behalve ik.

Sanne kijkt me verdwaasd aan, de stilte snijdt dwars door het moment heen. Ik zoek oogcontact, wat ten strengste verboden is, want een knecht kijkt zijn meester niet als een gelijke aan. Stokstijf sta ik op mijn vierkante millimeter. Dan zie ik haar veranderen: de schouders schuiven naar achter, de rug trekt recht, een vonkje danst in de pupillen. Uiterst beheerst en majesteitelijk komt ze naar me toe. ‘Ík ben de koning van Engeland,’ beklemtoont ze zacht en streng. Ik buig mijn hoofd en dan de rest van mijn lijf. Val aan haar voeten, wentel me in het stof. Leve de koning!

Op de afterparty gloei ik van trots dat ze haar diploma heeft. Ik wens geen hinderlijke vlieg te zijn die rondzwemt in haar lichtbanen, dus ik gun haar alle ruimte om te genieten van de welverdiende aandacht. En ja, ze bedankt me in de kleedkamer voor het vuur dat ik haar gaf.

In de massa zie ik de Grote Boze Wolf in gesprek met de artistiek leider. Hij ziet mij.  

‘Wat deed die figurant nou eigenlijk?’ vraagt hij wijzend.

De Wolf draait zich om, neemt mij kritisch op, wendt zich tot zijn gesprekspartner en zegt: ‘Niks.’

Ik loop langs, hef mijn glas, en laat ze achter met de boodschap: ‘En dat is moeilijker dan je denkt.’

Foto van Tim Veeter
Tim Veeter

Tim Veeter

Tim Veeter (1991) is acteur en schrijver. Hij studeerde af als Theaterwetenschapper aan de UvA en genoot diverse acteeropleidingen. In zijn schrijfwerk speelt hij met taal en legt de nadruk op het perspectief en de ontwikkeling van de personages. Zijn verhalen zijn vaak licht absurdistisch, maar toch herkenbaar. Tim is woonachtig in Amsterdam.