ODOL

s’ Ochtends waak ik met een ODOL (overdreven denken over (het) leven), talloze vragen die eruit moeten. Wanneer ik twee keer snooze verdwijnt de ergste druk, gaat het denken over in een dromen: een staat waarin vraag en antwoord niet gescheiden zijn omdat ik creator ben van allebei. Het is ook het enige moment van de dag dat dit soort pathetiek geoorloofd is. Ik prijs me gelukkig dat er gedurende mijn halfslaap geen stemmen zijn, geen vragen die alleen een praktisch antwoord eisen, kinderbehoeften, overlevingsnoodzakelijkheden als gesmeerde boterhammen en gestrikte veters.

Voor alle ouders of ongelukkigen die het fijn vinden om te weten: ik denk vaak aan jullie, wanneer de wekker gaat en mijn minihaat gericht is op een ding van plastic, niet op een mens (het kussen naast je) of mensje (aan je bed). Haat floreert bewaard voor dingen die geplakt kunnen worden met lijm, echte lijm die in seconden bindt en niet uit jaren therapie bestaat.

Toen ik nog jonger was dacht ik: wanneer je veel vraagt verlies je uiteindelijk het recht op een antwoord. Als je een spelletje Wie is het? speelt, heb je ook maar een aantal beurten om bij de Juiste uit te komen. Wie met elke vraag weinig gezichten naar beneden ziet klappen, verliest de hoop op het verkrijgen van een overzichtelijk speelveld met slechts één opgerichte Naam. Maar het gaat er niet om of het Bill met zijn oranje sik is, of Maria met haar groene baret en pruilmond. Het spel zit ‘m in de vragen en is juist voorbij met de winst.

Dat was de enige waarheid die ik in de kerk vond, het jaar dat ik ging. De wekelijkse anderhalf uur in het steenblokken gebouw tussen de maisvelden in het middleclass, afgelegen Amerika, leerde ik dat de illusie van het antwoord het enige is dat ertoe doet.

Er werd gebeden voor zieke X en zieke Y, moeder of zus zoveel, maar de dood is werkelijk gemener voor hen zonder zorgverzekering. Er werd gebeden voor de jongens (toch vooral jongens) die hun studie niet konden betalen en daarom in de Army Reserve waren gegaan. Een goede deal, dachten ze: een keer per maand melden, af en toe op bootcamp.
Totdat Irak. Studieverlaters werden het, en niet uit vrije wil.

Een jongen met een mooi gezicht dat niet meer lachen kon, kwam terug naar zijn vrouw die plots zes maanden zwanger bleek. Hij was er negen weggeweest. Er werd voor hem gebeden en ik die niet geloofde gaf hem liefde van een ander soort. Dat troostte. 

De dagen dat ik wakker word en een beter leven vraag voor de ouders die hun vuist laten neerkomen op de wekker en denken ‘mis’, die tijdens het smeren gaten schrapen in het slappe brood voor kindertanden en onder de douche geen shampoo kunnen vinden die niet voor tere hoofdhuid en babyhaartjes is bedoeld, voor die ouders vraag ik een beter leven om direct daarna te weten: dat kankeren voor anderen is, net als bidden, vooral een houvast voor jezelf.

Het beste is opstaan, het zachte kussen koud laten en de pc aan. Op vatbare dagen stel ik me voor dat de opstartgong van mijn laptop een zucht van verlichting is, zoals het hinderlijke, maar bevestigende blaffen van een hond – baasje is er weer.

De cursor kwispelt in een vers word.doc. Het mooie van dat streepje is: hoezeer je ‘m ook najaagt met woorden, het blijft terugkeren en weer verdwijnen, vragend.

iwo003 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *