Net als de rest van de wereld ben ik een tijdje geleden naar de verfilming van The Great Gatsby gegaan. Het was in een bioscoop in Oxford en ik ging erheen samen met de grootste Scott Fitzgerald-fan die ik ooit heb ontmoet, namelijk mijn vriendin.
Dat ik de film in deze stad ging zien was eigenlijk wel toepasselijk, want een belangrijke rol in het verhaal speelt de vraag of hoofdpersoon Gatsby wel of niet ‘an Oxford man’ was. Of in termen van het personage Wolfsheim: of hij wel of niet op ‘Oggsford College in England’ heeft gezeten. Waarmee Scott Fitzgerald deze Wolfsheim op twee manieren wegzet als een proleet die er niets van snapt. Want ten eerste spreekt hij ‘Oxford’ raar uit en ten tweede denkt hij dat Oxford een college is in plaats van een universiteit, bestaande uit heel veel verschillende colleges. Een Amerikaan zal dit een ongelooflijk subtiele vondst van Scott Fitzgerald vinden.
Mijn vriendin en ik liepen rond middernacht de bioscoop uit. Tijdens de wandeling door het middeleeuwse stadje zei ik: ‘Ik vond hem eigenlijk nog niet eens zo slecht.’
‘Nee, ik ook niet,’ zei ze.
‘Het was alleen tenenkrommend hoe vaak Gatsby “old sport” zegt. Dat zal in het boek waarschijnlijk veel minder zijn, denk ik hè?’
Ze zei van niet.
Ik besloot om nu dan toch eindelijk het boek te gaan lezen, met het risico op een loyaliteitsconflict waar ik eerder over schreef.
Nog dezelfde avond ben ik begonnen en inmiddels heb ik het boek uit. Ik vond The Great Gatsby ontzettend goed. Vooral op basis van de eerste twee hoofdstukken, een paar erg mooie alinea’s en de strakke compositie. Tegelijk vond ik het een enigszins oppervlakkig boek. De hoofdpersonages staan in de eerste plaats model voor een type, of een klasse, en zijn geen psychologisch diepgaande individuen. Het verhaallijntje over de eventueel opbloeiende liefde tussen Nick Carraway en Jordan Baker is ongeloofwaardig en wordt er nogal bijgehaald zonder dat het mooi onderdeel van het verhaal is geworden. Scott Fitzgerald heeft geen humor. Met de passages over het levensverhaal van Gatsby kan ik niet zoveel, en het stuk over hoe Gatsby en Daisy elkaar leerden kennen vind ik behoorlijk clichématig. Anderzijds heb ik in het boek weinig teruggevonden van de mij beloofde kitsch. Ook het einde vond ik helemaal niet zo wanstaltig als veel mensen vinden. Maar het ging me tijdens het lezen van de roman vooral om de vraag hoe vaak ‘old sport’ voorkomt.
Ik heb geturfd en kwam uit op 44 keer. Op een boek van 148 pagina’s is dat nogal veel. Zeker als je bedenkt dat Gatsby op slechts 56 pagina’s actief voorkomt. Van die 44 keer zegt Gatsby het 35 keer tegen Nick, 5 keer tegen Tom en 2 keer tegen het bijfiguur Klipspringer. 2 keer zegt niet Gatsby het maar Tom, om Gatsby belachelijk te maken. De allereerste keer dat Nick Gatsby ontmoet (en de manier waarop Scott Fitzgerald die ontmoeting beschrijft is ongelooflijk goed) zegt die laatste meteen 3 keer ‘old sport’. En 1 keer zegt Gatsby het zelfs postuum – als Nick naast zijn lijk staat en verwoordt wat hij denkt dat zijn oude buurman tegen hem zou willen zeggen.
Het idee van Scott Fitzgerald was erg goed, om Gatsby te typeren door het gebruik van zo’n aangeleerde uitdrukking en hem daarmee ook door de mand te laten vallen. Maar het effect was hetzelfde geweest, en de bedoeling was minder opzichtig geweest, als Gatsby wat minder vaak ‘old sport’ had gezegd. Laten we zeggen hooguit 20 keer.
In een film van Baz Luhrmann wordt zoiets er natuurlijk niet subtieler op. Waarschijnlijk noemt Leonardo di Caprio nu nog steeds iedereen die hij tegenkomt ‘old sport’.
Lees de Tirade Blog
Caféleven
Een paar keer per week wil Ada (8) naar het café. Hoewel in de meeste van onze vaste barretjes wel kinderen komen, is de kans dat ze daarbij iemand van haar leeftijd ontmoet klein. In Chris, waar we vaak wat drinken en een bitterbal eten, ligt de gemiddelde leeftijd zelfs erg hoog. Nooit heb ik...
Lees verderVraagtekens achter al ons weten – over vogels
Larousse 12 Zouden mooie en exorbitante vogels zeldzamer worden omdat ze om schoonheid door mensen bejaagd worden? Een aantal zonderen zich van deze veronderstelling al af: we cultiveren soorten die we zeer mooi vinden voor volières en tuinen, de pauw of de goudfazant. Maar nietige onaanzienlijk vogeltjes hebben wel als voordeel dat ze de blik...
Lees verderMeer dan vijftig
Ik ben geen spelletjesman, maar omdat we toch in Moncarapacho waren en die tafel er toch stond en vriendin K stralend vier stenenhoudertjes op tafel had gezet en ik graag wilde meedoen met alles wat mijn vrienden deden en het om Rummikub ging – waarvan ik me vaag de regels kon herinneren – schoof ik...
Lees verder
Blog archief