Over de essays van Michel de Montaigne

Sinds een paar dagen ben ik in het trotste bezit van De essays van Michel de Montaigne (Athenaeum, Polak & van Gennep, 1474 pag.) en hoewel ik pas een essay of drie uitlas kan ik al wel zeggen: DIT IS LEUK.

Om dit te bewijzen zal ik nu een aantal titels van essays onder elkaar zetten, waarna degenen van jullie die dit boek nog niet in hun kast hadden staan als vanzelf naar de boekwinkel op de hoek zullen lopen en het aan zullen schaffen: 

 

Over vlot of traag spreken

Over de gewoonte kleren te dragen

Wie tegen alle redelijkheid in een vesting blijft verdedigen, wordt daarvoor gestraft

Of we iets als een zegen of een onheil ervaren, hangt grotendeels af van hoe wij tegen de dingen aankijken

Ons gemoed reageert zijn emoties af op de verkeerde dingen als de echte ontbreken

Wisselende uitkomsten bij eenzelfde doelstelling

Over schoolfrikken

Wij lachen en huilen om hetzelfde

Loze spitsvondigheden

Ter verdediging van Seneca en Plutarchus

Over de ijdelheid van woorden

Lafheid, de moeder van de wreedheid

Onze verlangens nemen toe als ze worden tegengewerkt

Over postpaarden

De genegenheid van ouders voor hun kinderen

Opmerkingen over Caesars krijgstactiek

Hoe onze geest in zichzelf verstrikt raakt

 

Enfin, stuk voor stuk onderwerpen waar ik alles over wil weten. Het eerste essay dat ik las, na het vuistdikke boekwerk op een willekeurige bladzijde open te hebben geslagen was “11.1 Over de wisselvalligheden van onze daden.” Het essay handelt over de redenen waarom mensen steeds anders handelen dan je van ze verwacht. Zo was er eens een meisje dat, naar eigen zeggen, bang was verkracht te worden en zodoende uit het raam sprong – terwijl ze tegelijkertijd toegaf dat de soldaat die haar probeerde te versieren dit alleen nog maar op nette wijze had gedaan. En dit meisje was op andere momenten juist zo gemakkelijk te verleiden! (“De moraal van dit verhaal: je kunt nog zo’n knappe, keurige vent zijn, maar leid, als je een blauwtje hebt gelopen, daar niet meteen uit af dat je geliefde een burcht van kuisheid is: wie weet heeft de ezeldrijver wél succes bij haar.”) Zo zijn er nog talloze voorbeelden van situaties en mensen waar geen pijl op te trekken valt, en ondertussen komt er een hele schare auteurs uit de oudheid een duit in het zakje doen: “Cicero zegt dat heel wat Grieken de vijand niet recht in de ogen kunnen zien, terwijl zij geen krimp geven als zij ziek zijn; bij de Kimbren en de Keltiberiërs is het precies andersom: Want niets blijft aan zichzelf gelijk dat niet voortkomt uit een vast beginsel. (Cicero)”

De Montaigne concludeert uiteindelijk dat wij nu eenmaal wisselvallige mensen zijn, die tegelijkertijd alles als eenduidig willen duiden (ja, die hokjesgeest achtervolgt ons al eeuwen). Maar iemand die een keer moedig is geweest, is nog niet een moedig persoon. Dit is, denk ik, waarom mensen vaak zo teleurstellend (als  ook verrassend geweldig!) zijn: ze doen eenmaal iets, en vervolgens verwachten we dat ze dat de volgende keer  in eenzelfde situatie precies zo zullen doen. Maar eenzelfde situatie bestaat niet:

“Wij zijn niets dan stukjes en beetjes, verweven tot zo’n vormeloos en onsamenhangend geheel dat elk onderdeel, elk moment, een eigen rol speelt. En er bestaat evenveel onderscheid tussen ons en onszelf als tussen ons en de ander.”

Zo. En dat was er nog maar één. Volgende hoofdstuk: 11.2 Over dronkenschap.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *