Perspectief

Professor Timofej Pnin, de antiheld van Vladimir Nabokov´s roman Pnin (1957), is dol op de wasmachine van Joan, zijn huisbazin. Op deze kennisgeving volgt een verrukkelijke (om een uitgesproken Nabokov*-adjectief te plaatsen) passage, hier in het Nederlands van Else Hoog (1987; p. 37/38)ː

‘Hoewel het hem was verboden erbij in de buurt te komen, werd hij keer op keer betrapt op overtreding van het verbod. Alle fatsoen en voorzichtigheid liet hij varen en hij voedde het ding alles wat toevallig bij de hand was, zijn zakdoek, keukenhandschoenen, een stapel onderbroeken en hemden die hij uit zijn kamer had meegesmokkeld, alleen om het genot door die patrijspoort te kunnen kijken naar wat eruit zag als een eindeloze buiteling van dolfijnen die aan kolder leden. Op een zondag, nadat hij zich ervan had vergewist dat hij alleen was, kon hij niet nalaten om, uit pure wetenschappelijke belangstelling, de machtige machine een paar canvas schoenen met rubber zolen, vol modder- en grasvlekken te geven om mee te spelen: de schoenen stampten weg met een gruwelijk aritmisch geluid als een leger dat over een brug marcheert en keerden terug zonder zolen.’

Een halve eeuw later werden deze regels verfilmd. Maar dan vanuit het perspectief* van de wasmachine:

 

 

Noten (waarvan één kokosnoot)

* Nanne Tepper, ‘de Groningse Nabokov’, schreef in de jaren negentig een verhaal, De psychologie van de constructie, dat nooit werd gepubliceerd en waarvan de Haagse Statenhofpers nu een boekje heeft gemaakt (100 exemplaren, genummerd). ‘Zomaar is Tepper terug, mét zijn eigengereide grappen, driedubbele verwijzingen en lyrische uitbarstingen,’ schreef Arjan Peters er afgelopen zaterdag over in De Volkskrant. De psychologie van de constructie (1995/2015) opent met een erg grappige anekdote en in noot zeven deinst Knollenveld, Teppers verteller, er zelfs niet voor terug een mop te teppen tappen. Vertel! Vertel! Laat ik ’m even overtikken (2015;p.12):

‘Veenkoloniale humor (verboden in de vaderlandse letteren): Een mug neukte een olifant. De olifant kreeg tijdens de vrijage een kokosnoot op zijn hoofd. ‘Auw!’, riep de olifant. Waarop de mug zei: ‘Och, lieverd, moet ik wat voorzichtiger zijn?’

Hahaha!, die grap alleen is al voldoende rechtvaardiging voor publicatie van de vrolijke vingeroefening (no pun intended) die DPVDC au fond is.

* De blik in, of richting, de camera doet denken aan een stijleigen van cineast Yasujiro Ozu (dan wel Ozu Yasujirô) die sprekende personages graag en face filmt. Ozu’s onlangs gerestaureerde Tokyo Story (1953) is een prachtige, volwassen film over vergankelijkheid, vervreemding, verlies – en de (on)mogelijkheid je met verdriet te verzoenen. ‘Een getrouwde dochter is een vreemde,’ zegt de mannelijke protagonist. Ik blurbte net ‘volwassen’ omdat TS vraagt je te identificeren met de verteller/maker en niet met zijn personages. TS is – als een verhaal of toneelstuk van Tsjechov – wijzer dan z’n personages. De onheilspellende scène waarin een moeder zich te ruste legt in het bed van haar acht jaar eerder gesneuvelde zoon! TS is zo kalm en zo doordacht in beeld gebracht en gemonteerd, daar kun je gerust een zomeravond aan offeren. Deze weken zijn, in een aantal grote steden, zes films van Ozu opnieuw te zien.  Tot zover deze aflevering van Lekker weg in eigen land.

———

Martijn Knol (1973) – schrijver, Tirade-redacteur.

Volgende week: Adieu. Et merci.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *