Reyna (III)

Terwijl Reyna een paar seconden langs mijn oren staart, maakt ze een afweging. Ik denk dat ze denkt dat haar verantwoordelijkheidsgevoel het meest voor haar spreekt, en dat ze nu twijfelt of een verantwoordelijk persoon haar hart zo makkelijk zou uitkloppen. Ik hoor van alle kanten steeds vaker over een plichtsbesef dat zo ver van mij afstaat. Misschien omdat er nooit echt iets heeft afgehangen van mijn keuzes – misschien omdat ik uiteindelijk altijd alleen ben geweest. Niemand weet echt waar ik mee bezig ben en door de jaren heen ben ik zelf vergeten wat ik doe. Maar ik probeer geen bestaansrecht meer te ontlenen aan doen wat je moet doen en terwijl ik een lijst maak van iedereen die een rekening met me zou kunnen vereffenen, denk ik aan de eeuwige gymles met haar potjes trefbal die stuk voor stuk tot groteske straf verwerden.   

Ik bleef als laatste zenuwachtig in de luwte van het spel hangen, niet eens vanuit een tactische overweging. Waarschijnlijk doordat ik mijn lichaam vergat. Wanneer ik het spel uit de hand liet lopen was de laatste kans op verlossing een onmogelijk gevecht met de rest. Dus ik drukte mezelf dan duizelig uit de dikke matten, om kleine pezige jongens waar ik nooit mee sprak onder ogen te komen. Joeri, Alexander, Juliaan, Thijs, Daan. Ik weet niet of deze wekelijkse ceremonie vormend is geweest voor hoe ik de dingen aanpak, want ik keek toen wel al vooral naar de grond. Reyna zou me in ieder geval nooit kunnen overrompelen als wezen dat in de eerste plaats verantwoordelijkheid neemt. Ik weet hoe het eruit ziet als David zo’n slappe bal tegen je neus ramt. Zelf ben ik nog steeds wrokkig. 

Reyna buigt haar kin naar haar borst. Ze draait haar hoofd een beetje. Haar blik rolt van het grote niets naar haar korte vingers. Ze is onwaarschijnlijk omdat ze iedereen tot toeschouwer maakt. ‘When I lost my job and couldn’t pay for my apartment I moved out’. Ze ging bij haar oom wonen en moest haar hond ter adoptie afstaan. Ik vind het steeds lastiger om haar verhalen als losse episodes die ook anders konden zijn te begrijpen, en om mijn eigen leven niet van bovenaf in dat van haar te borduren. Ze lijkt de joint die ze eerder zo voorzichtig in elkaar heeft gevouwen niet meer op te merken en ik ben zelf een beetje misselijk van het korrelige pruimensap waar ze ons gesprek mee openbrak.  

Hoewel het diep in april is hangt de kou nog in de groeven van ons huis. Een stoffige kou die de vette golven van de falafeltent onder ons door het huis sleept. Een nieuw soort ongemak waarvan ik had aangenomen dat Reyna het niet meer zag. Nu blijkt dat ze zich in stilte heeft aangepast na haar verhuizing, maar zich vroeger soms herinnert. In augustus zucht ik wanneer ik denk aan het stof dat af te schudden was, de rillingen die ik ’s avonds over mijn rug voel en met een trui oplos, toen er nog geen tijd was om me te veel met mezelf bezig te houden, ik Reyna voor het eerst sprak en de stad onplaatsbaar was. 

Terwijl ik gedesoriënteerd op een matras lag, vond Reyna een nieuwe baan op afstand als accountant voor een Brits bedrijf. ‘Honestly it was hard in the beginning, with Louq in the room and this room was completely empty and my back would hurt so much all the time because I worked in my bed’. Reyna zat dagen in haar kamer opgesloten met Louq, die ondanks hun korte samenzijn niet zonder haar kon. Ze kookte een keer per week haar eten voor elke dag en verliet haar kamer alleen voor de wc.Langzaam begrijp ik waarom ze het over Fadma heeft. ‘Really Fadma was so lazy she asked me to bring her stuff if I went to the shop’. Reyna zegt dat ze zich met haar achtentwintig jaar met recht als volwassene mag zien, en dat Fadma een kleuter van dezelfde leeftijd was. Ze lijkt even op me te wachten, maar ik kan niet verzinnen wat ik hierop zou kunnen zeggen. Alle mogelijke antwoorden zijn leugenachtig. Ze laat meer van zich zien: Haar broer is een chemisch ingenieur en werkt twaalf uur per dag in de haven van Alexandrië. ‘He just works and sleeps and works and sleeps’; haar zusje studeert rechten aan de beste universiteit in het Midden-Oosten, een universiteit in de nijldelta naast het stadje waar ze zelf is opgegroeid; ‘English law, no – she studies law in English’; ze zegt dat mensen de wereld afreizen om daar te studeren.   

Wanneer ze over haar familie spreekt groeit ze nog een beetje, maar ik herken iets in haar blik. Ze lijkt nog verder weg dan in haar vorige leven. Het bestaan van ons huis, de katten, iemand als Fadma of mezelf wordt onmogelijk. Ze vertelt over haar vader. Hij is eind augustus vorig jaar overleden. Ze weet niet waar het door kwam maar het gebeurde plots en hij heeft het niet tot het ziekenhuis gered. Ze is sinds de dood van haar vader niet meer thuis geweest, en toen haar moeder met Louq achterbleef is hij bijna naar het asiel gebracht; ‘he was my father’s dog and I couldn’t give my fathers dog away’. Ze heeft daar nu niets meer te zoeken zegt ze, en wanneer ik zeg dat het me spijt kijkt ze me voor het eerst sinds ze mijn glas volschonk aan. ‘I mean, it’s life’. Het was Reyna die dit schreef. 

Foto van Senna Felius
Senna Felius

Senna Felius (1997) is dichter. Ze studeert filosofie en Arabisch en woont in Egypte. Haar poëziedebuut staat in Tirade 487.