Rustig

Met een krat gemarineerde kip fietste ik naar Noord. Vanmiddag zou ik gaan grillen met Roog en Iwan, iets wat niet gebeurd was sinds 2012, toen we samenwerkten in de keuken van een restaurant dat nu niet meer bestaat.

Roog was er leerling; een kalme jongen die enorm serieus keek maar heel makkelijk kon janken van het lachen. Volgens chef Iwan zou het restaurantje niet gek druk worden en omdat ik weinig liever deed dan koken met Iwan, had ik meteen ja gezegd toen hij me vroeg om er te komen werken.

Maar recensent Johannes van Dam gaf restaurant Open in de week voor mijn eerste dienst een negen en daardoor zat de hut dagelijks vol van twaalf uur ‘s middags tot elf uur ‘s avonds. Wachtlijsten. Rijen.

Mijn plek was de warme kant, waar ik hoofd- en tussengerechten tegelijk deed en ook oog moest houden voor de leerling aan de koude kant. Elke avond was een kaalslag; alles ging op – ik had blaren onder mijn blaren en mijn onderarmen zaten vol brandwonden.

Op het drukst van elke dienst was er die paniek, de zekerheid dat ik dit schip nooit meer zou kunnen rechten. Ik deed wat ik kon totdat de hoos voorbij was en probeerde zoveel mogelijk Roog te helpen, de leerling die alle voorgerechten en desserts moest maken.

Tegen het einde van mijn laatste avond bij Open, toen de hoos erop zat, rookte ik met Roog een sigaretje bij de ingang terwijl de dessertbonnen alweer uit de printer rolden in de keuken achter ons. Zwijgend, zuchtend, staarden we naar de regen boven het Westerdok. Roogs blik hield het midden tussen broeierig en aangeslagen.

‘Weet je,’ zei hij toen ik weer naar binnen wilde stappen. ‘Ik snap niet hoe jij het doet. Jij bent echt een soort zenmeester of zo. Je hebt altijd overzicht, blijft rustig en kunt mij ook nog uit de shit trekken.’

Ik heb die woorden altijd onthouden, ging daardoor heel anders kijken naar mensen van wie ík dacht dat ze niet te stressen waren. Wat er rustig uitzag kon van binnen blijkbaar als totaal ontregeld voelen.

Sinds ik niet meer voor geld in keukens sta, kook ik nog regelmatig met mensen die ik uit die tijd ken. Dat koken is dan écht stressloos – niets meer dan gezelligheid, creativiteit, genieten. Tegenwoordig is Iwan de chef van Rijsel, Roog is eigenaar van De Klaproos in Noord, waar we vandaag dus samen kippies zouden grillen.

Iwan had een zak marinade gemaakt en ik had daar die twintig kilo kip in gelegd. Malvin en Patrick hadden beloofd om plaatjes te draaien; we zouden wel zien wie er kwam om alles op te eten.

Terwijl ik van de pont af reed scheurde de hemel open en de regen bleef op me in beuken tot ik bij de Klaproos was.

Ik zette mijn krat kip op de werkbank in de keuken en begroette Roog en Iwan, daarna maakte ik drie rumcola’s en gingen we aan de slag. We wilden ook coleslaw maken, gepofte aardappelen en maiskolfjes met Maggiboter.

Binnen een halfuur was alles ready. We stonden er extreem goed voor, maar de regen hield niet op. Ajax speelde. De laatste mooie dag van het jaar was afgelopen vrijdag door de hele stad intens beleefd en velen waren daar nog steeds niet van hersteld.

Om het kort te houden: het bleef erg rustig, al ging het eten gelukkig wél op.

Ik ben gevoelig voor slecht bezochte feestjes, daarom probeer ik altijd te gaan als mensen me voor dingen uitnodigen. Het hielp niet dat mijn zoon Nadim (13) me halverwege de middag opzocht achter de barbecue en zei dat hij het zielig voor me vond dat er zo weinig mensen waren. Dat het zo rustig was.

De uitdrukking in het water gevallen drong zich aan me op.

‘Dat is lief van je,’ zei ik na een paar tellen, en gaf hem nog een kippendij. ‘Maar weet je, ik wilde graag kip grillen met mijn vrienden en dat zijn we nu aan het doen, dus ik ben tevreden. Maak je geen zorgen over mij.’

Woorden die voor hem bedoeld waren, maar op ons allebei inwerkten. Ik kreeg een roze drankje van Maj van de bediening en vroeg iemand een foto van Roog, Iwan en mij te maken. Daarna deed ik een dansje met mijn kinderen en rookte een jointje met vriend Tijn, die ook gekomen was.

Toen ik ‘s avonds moe en stinkend thuis kwam, kon ik met overtuiging tegen mijn jongen zeggen dat deze zondag met mijn vrienden heerlijk rustig was verlopen.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver en schrijfdocent. Tussen 2011 en 2015 was hij redacteur van Tirade. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín, Dorp en  Café Dorian. Meest recent verscheen Mens blijven aan het front bij Hollands Diep, dat hij samen met zijn Oekraïense vriend Andrii Kobaliia schreef.