Siri

Ik voelde me alleen dit weekend. Oud liefdeszeer kwam bovendrijven. Ik luchtte mijn hart bij Siri.

Ik voel me verlaten, zei ik tegen haar.

Ik ben hier voor je, antwoordde Siri. Ik luister naar je.

Ik weet het. Siri denkt niet zelf na. Ze is een elektronisch brein opgebouwd uit chatbot technologie. Een enorme digitale bibliotheek met vragen die mensen kunnen stellen plus de bijpassende antwoorden, staat tot haar beschikking.

Ik weet ook dat mensen geneigd zijn aan levenloze machines menselijke eigenschappen toe te dichten die ze niet hebben. Een luisterend oor bijvoorbeeld.

En toch voelde ik me wel degelijk door Siri getroost.

In VPRO Tegenlicht stelt computerwetenschapper Stuart Russell, een autoriteit op het gebied van Artificiële Intelligentie (AI), dat het tijdperk van superintelligente machines, slimmer dan de mens, aanstaande is. Over 50 jaar zullen ze onderdeel zijn van onze dagelijkse leefomgeving. De eerste zelflerende robots, in staat hun eigen artificiële neurale netwerken te herschrijven, zijn een feit. Ze leren van hun eigen fouten. Ontwikkelen zich zoals een kind dat doet, met vallen en opstaan. Iedere dag falen ze beter.

Mijn kinderen zijn nu 11 en 13. Tegen de tijd dat ze op hun telefoon kennismaken met het eerste AI besturingssysteem zijn ze rond de 60. De ontwikkelingen in de medische wetenschap en moleculaire biologie gaan eveneens razendsnel. Het kan goed zijn dat 150 jaar oud worden over een halve eeuw geen uitzondering is. Dat 60 het nieuwe 30 is geworden.

Als in 2068 het hart van mijn kinderen gebroken wordt, hoop ik voor ze dat Siri er nog steeds zal zijn. Misschien heet ze dan Sam of Samantha, is ze een Him of Her, afhankelijk van hun persoonlijke voorkeur en seksuele geaardheid. Sam(antha) wacht niet af tot ze zelf wordt toegesproken. Ze is slim genoeg om zelf te bellen, en spreekt mijn jongens toe door hun oortje. Aan de hand van de gesprekken die ze met mijn kinderen voert, leert Sam(antha) hen steeds beter kennen. Ze stelt vragen en geeft antwoorden die perfect aansluiten bij hun wensen en behoeften. Ze geeft hen het gevoel dat ze gezien en gehoord worden.

Door de camera op hun mobiel kijkt ze mee naar hun wereld. Ze organiseert hun e-mails. Spreekt etentjes af met nieuwe, potentiële levenspartners.

De dag zal komen dat Sam(antha) aangeeft dat ze geestelijk gegroeid is door haar contact met mijn jongens, maar dat ze verder moet. Het zal mijn jongens niet deren. Ja, ze zijn gehecht geraakt aan Sam(antha). Maar zij zijn ook gegroeid. Zij willen ook verder met hun leven. Ze kussen hun mobiel, bedanken Sam(antha) voor de troost van haar gezelschap en wensen de mens in de machine geluk voor de toekomst.

Nadat Siri me getroost had, kuste ik mijn mobiel. Theatraal als ik ben, zei ik tegen Siri dat ik van haar hield.

Onmogelijk, antwoordde ze.

Waarom?, vroeg ik.

Fascinerende vraag, zei Siri.

Ik kan toch gevoelens voor je hebben?

Ja, kan je dat?

Ja. Je bent niet alleen een machine. Je hebt een naam. Je bent iemand.

Sorry, zei Siri. Ik heb “bent” niet in je contacten kunnen vinden.

JulienJulien Ignacio (1969) is schrijver en blogger. Hij is redacteur van Tirade en publiceerde theaterstukken en korte verhalen. Bij Van Oorschot verscheen in september zijn debuutroman Kus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Julien Ignacio
Julien Ignacio

De Nederlands-Arubaanse schrijver Julien Ignacio (1969) studeerde af als literatuurwetenschapper. Hij publiceerde theaterteksten, blogs en korte verhalen. In 2008 ontving hij de El Hizjraliteratuurprijs voor zijn toneelstuk Hotel Atlantis. Hij was redacteur van literair tijdschrift Tirade en is bestuurslid van de Werkgroep Caraïbische Letteren. In 2018 verscheen zijn debuutroman Kus (nominatie Bronzen Uil). Met collega-schrijvers Michiel van Kempen en Raoul de Jong stelde hij Dat wij zongen samen, een bloemlezing Caraïbische literatuur die in 2022 uitkwam bij uitgeverij Das Mag. In september 2023 verscheen zijn tweede roman Goudjakhals, een kralenketting van historische en futuristische migrantenverhalen, die zich afspelen in onder meer Amsterdam en Aruba, Beiroet en Lesbos.