The Free

Goddank heb ik een aantal schrijversvrienden die ik tot diep in de nacht kan appen voor een leestip. We kennen elkaars werk en hebben samen genoeg over boeken gepraat om te weten wat de ander goed zal vinden.

Een tijdje dacht ik dat de site Goodreads uitkomst kon brengen, maar hun algoritme bleek te basaal om van een lijst met gewaardeerde boeken te komen tot goede suggesties. Het platvorm suggereerde – als een niet al te getalenteerde boekenwinkelmedewerker – steeds dezelfde romans.

E-bookverkoper Rakuten-Kobo, waarvan ik klant werd omdat Suriname maar één (matige) boekwinkel heeft, bleek ondanks al het geld waarover ze moeten beschikken niet in staat een betere suggestiemotor te bouwen. Zij raden me vooral bestsellers aan.

Ik houd van échte boekhandels zoals ik van musea houd: geweldig dat ze bestaan, maar ik kom er niet zo vaak. Naar de boekhandel ga ik voor mijn kinderen, voor boeken die ik anderen cadeau wil doen.

Eigenlijk geloof ik dat het fijne papieren boek over een jaar of twintig een luxeproduct zal zijn dat je op bestelling kunt krijgen. De koper mag dan aangeven hoe hij het uitgevoerd wil hebben. Letter, bladspiegel, papier, omslag. Aficionado’s met voldoende middelen zullen hun meest geliefde titels in papier bezitten.

Lezen is voor mij zowel een liefde als een vorm van automedicatie. Als ik niet kan lezen dan kom ik niet in slaap of blijf ik hele nachten malen; met mijn ereader kan ik ook in de vroegste, meest ellendige ochtend een hele wereld bij.

Bizarre gewaarwording trouwens, om een hele wereld bij te kunnen zonder te weten wat je moet lezen.

Qua leestips heb ik veel aan Jan van Mersbergen omdat we dezelfde smaak lijken te hebben. Mijn uitgever Menno Hartman blijkt heel goed te weten wat ik nodig heb, net als Rob Waumans en Ivo Victoria.

Rob Waumans hielp me aan Willy Vlautin, van wie ik de afgelopen weken alles heb gelezen.

Vlautins verhalen hebben geen uitweg. Het komt nooit goed. De ene na de andere loodzware wereld roept hij op, maar het zwaarst en mooist vond ik die van The Free, overigens voor Meulenhoff vertaald als Vrij door Dirk-Jan Arensman.

Vlautin portretteert the working poor, Amerikanen die ondanks hun twee banen gedoemd zijn af te glijden, onverzekerd en tot aan de kieuwen beleend. De goeiige dikkerd Freddy – bij Vlautin lijken alleen drugsverslaafden slank – werkt ‘s nachts in een groepshuis voor veteranen en houdt overdag de verfhandel van een nietsnut draaiend. Ondanks het feit dat zijn vrouw en dochters met een andere man vertrokken zijn lost hij nog steeds hun ziekenhuisrekeningen af, en wordt mede daardoor gedwongen zijn ouderlijk huis te verkopen.

Als Freddies ex belt om te vragen of hij zijn dochters terug kan nemen rijdt hij een enorme afstand in een ten dode opgeschreven onverzekerde auto om de meiden op te halen. Hij vertelt ze dat het huis verkocht gaat worden en dat hij een klein appartement gevonden heeft. Zijn dochters mogen de enige slaapkamer hebben en zelf slaapt hij wel op de bank. Freddy zegt zijn kinderen dat alles goed zal komen. Dat doen we in Nederland natuurlijk ook, maar hier lijkt dat toch aanzienlijk vaker waar.

Vlautin maakt het bankroet van Amerika voelbaar, beukt dat feit erin met elke kansloze stap die zijn personages zetten. Er zou een woord moeten zijn dat gruwelijk en schitterend combineert.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.