Ik ben niet de enige literaire schrijver die van Hip-Hop houdt. Degenen die mijn liefde delen zullen begrijpen dat Coetzees In the Heart of the Country in mijn kast een plankje deelt met Nas’ The Message.
Een onderbelichte eigenschap van sterk proza is ritme. Lees de eerste paragraaf van Giovanni’s Room hardop, en je zult er niet meer aan twijfelen. Voordat je het weet loop je rhymes te spitten:
I stand at the window of this great house in the south
of France as night falls, the night
which is leading me to the most terrible morning of my life.
I have a drink in my hand, there is a bottle at my elbow.
I watch my reflection in the darkening gleam of the window pane. My reflection is tall, perhaps rather like an arrow,
my blond hair gleams.
My face is like a face you have seen
many times. My ancestors conquered a continent, pushing across death-laden plains,
until they came to an ocean which faces away
from Europe into a darker past.
Het ritme maakt de woorden – bijna ongeacht hun betekenis – dwingend, het stuwt de lezer voorwaarts, sleept hem aan zijn haren naar een onvermijdelijk einde. Zo las ik In the Heart of the Country hardop in een afkoelend bad, mijn oren onder water, betoverd door het ritme in die zinnen.
De afgelopen zeven dagen deed ik mee aan de Old School Hip-Hop Challenge van een vriend. Deelname vroeg niet meer van me dan elke dag een linkje naar een pre-2000 rapnummer op Facebook te posten, maar sinds ik daarmee begonnen ben haal ik bij het schrijven weer inspiratie uit Biggie Smalls en Shurik’n, EPMD, Keith Murray en Method Man.
______________________________________________________________________________
Gilles van der Loo (Breda, 1973) is redacteur van Tirade. Sinds 2010 publiceerde hij online en in diverse bladen. Van hem verschenen in 2011 de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit en in 2013 de roman Het laatste kind.