The wider traditional problems of human culture’ – De komst van de filosofische roman (II)

Stanley Cavell

Philosophy is in one of its periodic crises of method, heightened by a worry I am sure is not mine alone, that method dictates to content; that, for example, an intellectual commitment to analytical philosophy trains concern away from the wider traditional problems of human culture which may have brought one to philosophy in the first place.

Aldus Stanley Cavell in zijn essay Aesthetic Problems of Modern Philosophy (1965) dat later werd opgenomen in Must We Mean What We Say? (Cambridge University Press 1969). Dit citaat komt uit de herziene herdruk van het laatstgenoemde boek (C.U.P, 2002; p. 74).

Vergeef me het dikke hout waarvan ik hier planken ga zagen, maar dit is nu eenmaal televisie internet… we moeten de vaart er een beetje in houden…

Goed… wat in ‘t citaat hierboven interessant is: die ‘wider traditional problems of human culture’ waarmee filosofen als Cavell zich wilden bezighouden(*1), veroorzaakten, in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, ook bij sommige schrijvers – en bij sommigen van die sommige schrijvers, zoals David Foster Wallace, gebeurde dat deels in het kielzog van Cavell(*2) en consorten – een vergelijkbare onvrede over de betekenis van hun ambacht… over het gebrek aan ‘inhoud’ en ‘relevantie’ van hun discipline…

Het hoogpostmoderne schrijven was, therapeutisch gezegd, ‘nogal met zichzelf bezig’ (als je d’r voor gestudeerd hebt mag je hier ook ‘zelfreferentieel’ of ‘autoreflexief’ lezen (‘even justifications require justification’, nietwaar?))…

Mocht literatuur echt alleen nog maar over literatuur gaan?… maar wie, behalve de solipsist, is gebaat bij solipsisme?… De kunst leek om weer echt contact te maken… contact met lezers van vlees en bloed… en ook om, op een wat hoger abstractieniveau, de roman weer aansluiting te laten vinden op the wider traditional problems of human culture which may have brought one to de literatuur, de poëzie en de roman in the first place…

Het werd tijd voor het post-postmodernisme… en het werd tijd dat eventuele post postmodernisme, in één moeite door, van iedere vorm van etikettering los te schrijven… de literatuur moest de bibliotheek, de studeerkamer, het laboratorium uit… weg van ‘t gesticht met autisten, neuroten, solisten, egoïsten, solipsisten en dubbelgesteriliseerde smetvrezenden(*3) waarin het zich had laten insluiten… de dwangbuis uit… het vrije veld in… de steden door… achterbuurten en penthouses in… de wereld over…

Zou de literatuur net zo vrij en relevant kunnen worden als sommige takken van de wijsbegeerte en de ethiek?… werd het misschien zelfs tijd voor… de Filosofische Roman?

Klifhanger!

Wordt vervolgd…

Wanneer?’

‘Morgen.’

‘Beloofd?’

‘Hand op m’n hart.’

Je hart zit aan de andere kant.’

‘Zo? Of bedoel je aan de achterkant? Sorry, flauw. Morgen. Hand op m’n hart.’

Oké, ik geloof je. Tot morgen, Tirade!’

‘Tot morgen, Lezeres. Wat ruik je trouwens heerlijk.’

‘O, vleier!’ (bloos, bloos)

‘Zelfde tijd?’

‘Zelfde plek?’

 

Meta dialoog

‘Interessante citaten, maar waar slaat dat dialoogje op?’

‘Volgens mij is dat bedoeld om de redenering erboven te illustreren.’

‘…’

‘Op een bepaalde manier.’

‘Op een onbepaalde manier.’

‘…’

‘Uiteindelijk is het toch weer gewoon een soort postmoderne Spielerei waar ie mee komt. In mijn ogen althans.’

‘Oké, maar hoe zou je je aan dat spel kunnen ontworstelen als je niet eerst moeite deed het te doorgronden… en je van dat doorgronden rekenschap te geven?’

‘Ook wel weer waar…’

‘…’

‘En ‘t is ook best leuk om te lezen, eigenlijk.’

‘Vind ik ook.’

* Noten

*Noot 1: ‘The philosophy of ordinary language is not about language, anyway not in any sense in which it is not also about the world. Ordinary language philosophy is about whatever language is about.’ (Ibid. p.95).

*Noot 2:  Stanley Cavell was zelfs een aanleiding voor de genoemde Wallace om in 1989, aan Harvard, aan een wijsgerig promotieonderzoek te beginnen. DFW-biograaf D.T. Max: ‘Cavell’s lively, learned, but friendly approach to philosophical investigations in books like Must We Mean What We Say? was the closest Wallace knew to his own; indeed Cavell may have been one of his literary models’ (D.T. Max, Every Love Story is a Ghost Story, A Life of David Foster Wallace,  Granta, London, (2012; p.132)). In de jaren negentig zocht Wallace naar een stem, een manier van schrijven, die hem zou kunnen helpen om zijn eenzaamheid te overwinnen en zijn bewustzijn uit te breken. Zoals Max terecht constateert hielp het werk van Cavell Wallace om contact te maken met zijn lezers: zijn (DFW’s) proza ‘owed something to Cavell’s plainspokenness’  (Ibid. p.142).

*Noot 3: Een potje beledigen is altijd meegenomen, maar hier is het collateral. Stel de afhaalmaaltijd (boodschap) niet gelijk aan het doorgeefluik (boodschapper). In deze passage is sprake van interferentie… de auteur probeert de denktrant van zijn onderwerp (post-postmodern schrijven) weer te geven/uit te drukken, en hoewel hij die content blijkbaar interessant genoeg acht om hier te presenteren, zegt dat nog niet dat hij het gedachtegoed daarmee ook zelf onderschrijft; dat is hier ook helemaal niet relevant, eigenlijk.

Tirade – teksten van auteurs, teksten van mensen.

Foto Stanley Cavell: Alison Redlich.

Over 19 dagen verschijnt: Tirade 447. 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *