Vierenhalf tot slaaf gemaakten

Het veelvuldig gebruik van spiegels in de slavernijtentoonsteling in het Rijksmuseum geeft helder de bedoeling weer. We moeten naar onszelf kijken. Een deel van de rijkdom van de Nederlandse natie is tussen de 16e en 19 eeuw over de ruggen van tot slaaf gemaakten verkregen. De stad Amsterdam bood recent haar verontschuldigingen aan.

Mijn moeder vertelde me laatst dat ik van haar vader de capaciteit had geërfd tot wat deze boer uit Wilsveen ‘boerentimmerwerk’ noemde, niet al te precies dingen van hout maken, kasten etc. In mijn parenteel voornamelijk boeren en boerenknechten aan de ene zijde, houtvorsters en een sporadische hoge ambtenaar land- en bosbouw aan de andere kant. Westland versus Veluwe. In Zeeland heeft op zeker moment iemand als ik uit eikenhout deze ‘tronco’ vervaardigd. Het was het ding dat mij het directst aansprak op de tentoonstelling. Ik kan dit ding maken, daar is het eenvoudig genoeg voor. Een goed stuk eiken, een zaag, boren en schaven, wat hang en sluitwerk. De maker van dit werk heeft zich met de eigen enkel ervan vergewist of de enkelgaten ruim genoeg en niet te ruim waren. De historische houding van de Nederlanders jegens slavernij zweeft ergens tussen pragmatisch winststreven – we hebben land en dat moet bewerkt door sterke mensen die niet te snel sterven in tropische omgevingen – en een enkele soms religieus aangestuurde meer empathische denker, die de onredelijkheid van het uitgangspunt ziet, maar daar vaak door de omstandigheden niet al te ver mee komt.

Hoe rudimentair de Zeeuw met zijn boerentimmerwerk ook heeft nagedacht gedurende zijn pakweg 4 of 5 uur werk – van eik tot eindresultaat – aan deze tronco, hij zal overwogen hebben waarvoor zijn tronco dient, en hij zal daar een mening over hebben gehad. En hij heeft zeer praktisch een beslissing genomen die misschien veelzeggend is: de lengte van het stuk hout waarop hij de hand legde, en de afstand tussen twee benen, zijn eigen benen zal hij als uitgangspunt hebben genomen, resulteert in 9 enkelgaten. Hij zal een beetje gelachen hebben zoals ik dat doe als ik met m’n matig houtbewerkerstalent vaak een praktische uitkomst gewoon maar moet accepteren… een oneven aantal gaten voor wat toch meestal een even aantal tot-slaaf-gemaakten-benen is, lijkt een beetje dom. Maar misschien heeft hij toen overwogen dat één tot slaaf gemaakt wel met één been vastgezet kon worden.

En daar is het gebeurd denk ik. Daar heeft hij zoals we toch allemaal wel regelmatig doen en waarschijnlijk deden een eigen falen laten opknappen door een niet gekende ander. Wat doet het er eigenlijk toe? Dit cynisch, maar waarschijnlijk ook gewoon praktisch marchanderen met problemen van iemand anders, omdat het jouw probleem niet is, is een al te menselijke overweging die voor het grootste percentage Nederlanders die gewoon in bijvoorbeeld Zeeland in een schuur werkten prima volstond. Een halve tot slaaf gemaakte meer of minder. Maar hoe voelde dat, met één been in de tronco?

Nu echter staren de negen ogen van deze tronco mij in een spiegelpaleis aan en ik ben de cynische maar praktische maker van dit ding en heb nagedacht over hoe het werkt, ben een beetje trots op dat het me gelukt is en realiseer me dat ik net niet goed genoeg heb nagedacht waarvoor het dient als ik mijn 40 centen incasseer bij aflevering van het werkstuk.

Want ik heb pijn en beperking geleverd en niet goed genoeg over de zee heen gedacht.

Foto van Menno Hartman
Menno Hartman

Menno Hartman (1971) is uitgever bij Van Oorschot.