Twee- of drieënvijftig

Verjaardagen van Arie maak ik al heel lang mee, en omdat hij een paar jaar ouder is dan ik, was ik me altijd erg bewust van zijn leeftijd. Steeds was hij eerder bij mijlpalen als dertig, vijfendertig, veertig, vijfenveertig. Afgelopen zaterdag zette hij een lange tafel neer op het pleintje voor zijn huis in Oud-West, waar één voor een zijn gasten neerstreken.

Omdat ik Ada (6) net gedropt had bij een andere verjaardag, was ik vroeg bezoek. Ik zag ze komen, Aries vrienden die deels ook de mijne zijn. Inmiddels is iedereen boven de vijftig en zijn er klappen uitgedeeld aan relaties, in het werk en aan gezondheid, aan ouders voor zover die er nog zijn – een paar van Aries mensen is zelfs al gestopt met werken omdat dat kon of omdat het werken niet meer ging.

Hoe je de gesprekken van die middag ook wilt labelen, een gevoel van opbouw lag er niet onder. Toch genoot ik van de paar uur die ik aan die tafel doorbracht voordat ik Ada weer moest halen.

Toen ik W vroeg hoe het ging vertelde hij zonder omhaal over zijn ellende van de laatste jaren, maar het werd geen deprimerend verhaal. Hij leek oprecht oké, alsof de klappen hem ook steviger in de grond verankerd hadden. Ik keek om me heen naar al die lieve oude koppen, mensen die om dezelfde redenen van mijn vriend hielden, en voelde me met hen verbonden, heel goed op mijn plek.

N vroeg hoe het met mij ging; ik gaf zo volledig mogelijk antwoord en ons gesprek ontrolde zich. Er zat lucht tussen de woorden, een vertrouwde ruimte waarin als vanzelf te delen zaken opkwamen. Ik vroeg om foto’s van haar nieuwe huis en keek mee op haar telefoon, genoot van het fraai verbouwde schoolgebouw.

Zelf word ik in september vijftig en N loopt een paar jaar op me voor, maar hoeveel jaar zij ouder was dan ik vond ik moeilijk te bedenken. Ik herinnerde me dat ze bij Arie in de klas gezeten heeft, en dat ze dus even oud moest zijn als hij. Ik keek naar mijn vriend. Werd hij nou eenenvijftig? Twee-drie-vierenvijftig? Zeker geen vijfenvijftig, toch?

Het leek niet zoveel meer uit te maken.

In september word ík vijftig en die leeftijd zie ik als een laatste mijlpaal. Weliswaar het begin van een – zeker in biologische zin – neergaande lijn, maar toch ook iets om te vieren. Daarna markeren verjaardagen voor mij niets meer, behalve dat ik in leven ben. Ik geloof dat weinig me meer zal irriteren dan een bezoekje van de burgemeester omdat ik het op een of andere manier voor elkaar gekregen heb om honderd jaar te blijven ademen.

Het is bizar hoelang het duurde voor ik écht besefte dat ouderen niet tot een andere soort behoren, dat zij exact dezelfde strijd leverden als ik. Vijftig lijkt daarin een draaipunt – ellendig om te weten dat je over de helft van je leven bent, maar ook een punt dat overzicht biedt, een aards soort helderheid. Daar komt ontroering bij kijken, mededogen ook – het besef dat iedereen op zijn bek gaat en blijft opstaan tot het niet meer gaat.

Foto van Gilles van der Loo
Gilles van der Loo

Gilles van der Loo (Breda, 1973) is schrijver, schrijfdocent en journalist. Hij was redacteur van Tirade en zijn fictie verscheen online en in de bladen. Bij Van Oorschot publiceerde hij de verhalenbundel Hier sneeuwt het nooit (nominatie Academica) en de romans Het laatste kind, Het jasje van Luis Martín en Dorp (nominatie Boekenbon- en Librisprijs). Nu in de winkel: de roman Café Dorian.