Twee zeer korte verhalen: het ene fictie, het andere niet

In willekeurige volgorde, met soundtracks.

1.

De opa van mijn Duitse buurvrouw was dominee toen hij een oproep kreeg voor het leger. Hij was eerder onder zijn dienstplicht uit gekomen, want als geestelijke mocht je moreel bezwaar maken. Toch kreeg hij in 1944 alsnog een oproep om naar het oostfront te komen. 26 was hij toen; oud voor een soldaat en jong voor een dominee, pas in dienst getreden bij een gemeente in Konstanz, waar hij ook een vrouw had ontmoet die hij hoopte te zullen trouwen. Aan het oostfront was het bar, er werd hard gevochten en hij belandde al op zijn eerste dag in de ziekenbarak die schudde in de ijzige wind. Een paar dagen later moest hij op het appèl verschijnen, en hij ging met lood in de schoenen. Op de binnenplaats tussen de barakken verscheen een eigenaardige figuur: een Italiaan met een snor, die waardeloos Duits sprak en die de soldaten keurde met een ander oog dan zij gewend waren. De Italiaan bestudeerde zijn hoge jukbeenderen, streek een vinger door zijn blonde haar. ‘Hij is het,’ zei hij en ze vertrokken nog dezelfde dag naar Italië. Daar zou de Italiaan, die schilder bleek, een portret maken van hem als soldaat voor in het museum van het Derde Rijk dat in oprichting was onder persoonlijk toezicht van de Führer. De opa van mijn Duitse buurvrouw zat dus model in de koele warmte van de Italiaanse winterzon, terwijl zijn maten sneuvelden in de slag om Warschau. En al was niet hoeven vechten zijn vurigste wens geweest, nu lag hij wakker dat hij de geschiedenis in zou gaan als het gezicht van een leger waar hij geen deel van uit wilde maken. Maar verder dan schetsen is het nooit gekomen want de oorlog was plotseling voorbij, de Duitsers verloren, en hij kon halsoverkop terug naar Konstanz, waar hij de schetsen op zolder verstopte als bewijs van een tijd waarover hij nooit meer heeft gesproken. Zijn zoon vond ze eens tussen oude spullen en vroeg ernaar. De schetsen waren bijzonder goed gelukt. Al was zijn vader ondertussen 60 jaar ouder, de gelijkenis was nog altijd treffend. Hij vertelde zijn zoon dat een maat van hem die had gekrabbeld, met restjes houtskool uit een vuur waaraan ze hun bevroren vingers warmden. In die ijzige winter aan het oostfront waarin hij zijn natie diende met zoveel tegenzin als hij niet had gedacht dat mogelijk was.

2.

Vriendin W. werd eens gearresteerd op een feestje in Noorwegen. Ze wist net op tijd haar jampot met xtc-pillen onder een kast te rollen, toen ze een groepje agenten de gang in zag stormen. De agenten waren getipt en plozen het huis uit, schenen met lampen door de kamer, lieten alle gasten hun zakken omdraaien. Maar de pillen van W. zaten achter de kiezen of in de pot onder de kast, die tot W’s grote geluk nooit is gevonden. Teleurgesteld arresteerden de agenten een plukje pubers met wijde pupillen en ook maar vriendin W. die als enige aanwezige geen Noors sprak. Ze is daarna een paar dagen vastgehouden op een politiebureau in een provinciestad, terwijl ze steeds werd ondervraagd door andere agenten. Het enige Nederlandse meisje op dit feestje. Wat deed je daar? Wie kende je daar? Hoeveel heb je verkocht? Dat vroegen ze haar telkens in andere bewoordingen. In tien minuten maakte een toegewezen advocaat haar duidelijk dat er geen bewijs was, en dat ze alleen maar hoefde te ontkennen. Vanaf dat moment kwam er een onderkoeld soort rust over haar. W. heeft iets schoolmeisjesachtigs; een ontwapenende blik, een hoge stem, ze slist een beetje. De derde dag moest ze voor de rechter verschijnen. In de cel vlocht ze haar haar in twee lange vlechten die ze in geveinsde naïviteit heen een weer liet zwaaien, terwijl ze stug bleef volhouden niet te begrijpen waar de agenten het over hadden. Werd er drugs gebruikt op dat feestje? Niets van gemerkt. Alleen maar omdat ik Nederlands ben? En tot haar opluchting werd haar hechtenis niet verlengd. Ze moest in Noorwegen blijven, maar wist niet hoe snel ze een vlucht naar huis moest boeken. Haar Noorse vriendje, dat lichtelijk autistisch was, en voor wie ze dit hele handeltje had opgezet, vond het jammer dat ze door die toestand zo weinig tijd voor elkaar hadden gehad. Ik hou van je, zei hij toen hij haar naar het vliegtuig bracht, je bent mijn favoriete drugsbaron. Maar ze heeft nooit meer iets van hem gehoord. Wel van haar advocaat, die haar belde dat ze voorlopig beter niet naar Noorwegen kon komen, en die haar het dossier nastuurde met daarin een potloodschets van de zitting.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *