Verbeelding als plakband

Soms lees je een boek uit voordat je er een mening over hebt geformuleerd. Omdat je onverschillig bent over wat je is voorgeschoteld, of omdat de voors en tegens gelijk opgaan en de bladzijden op zijn voordat de strijd is beslist. Dat laatste overkwam me bij Ineke Riems tweede dichtbundel Fantasii (spreek uit als het Engelse fantasy waarbij de laatste lettergreep klinkt als eye). De bundel ontleent zijn titel aan het luchtschip dat Earth, Wind & Fire bezingt in Fantasy. Het lied opent met de volgende regels: ‘Every man has a place / in his heart, there’s a space / and the world can’t erase his fantasies.’

Een lofzang op de verbeelding dus. En dat is precies wat me aanvankelijk deed twijfelen aan de kwaliteit van deze gedichten. In de bundel van Riem maken we een reis die niet zou misstaan in een fantasyroman. We volgen de lyrische ik van haar jeugd in het Hollandse weiland, langs koraalriffen in tropische wateren, naar de Dood, om via een astrale excursie weer terug te keren in Amsterdam, in het Witsenhuis om precies te zijn. Daarbij wordt rijkelijk gestrooid met verwijzingen naar mythes, mystiek en sprookjes.

Bij herlezing wijst het openingsgedicht ‘Yin’ me direct op mijn vooroordelen en de tekortkomingen in mijn leeshouding:

Ik zeg het maar meteen: er zal niets gebeuren in dit gedicht.
Ik ga een beetje mijmeren over vrouwen in de letteren, vroeger en nu.

En verderop:

het zal allemaal schaamteloos braaf zijn.
En om er nog een schepje bovenop te doen zal ik nu romantische klanken

laten horen, een strik om mijn woorden binden, het allemaal zo
emotioneel en roze en yin maken dat je er agressief van wordt.

Aan de hand van verschillende opmerkingen die (mannelijke) critici in het verleden bij werk van Riem hebben geplaatst – te zacht, te gevoelig, te braaf, kortom: te vrouwelijk – laat ze zien met welke verwachtingen we dichtbundels openslaan. Ook ik, want ik heb mijn ‘mannelijke’ leeshouding meegenomen in een bundel die deze houding actief afwijst.  ‘Op deze bladzijde mag alles wat niet mag,’ kondigt de stem in ‘Yin’ aan. En dat is precies wat Riem in al haar gedichten doet: de geboden die zijn opgesteld door mannelijke literatuurcritici en -theoretici verwerpen.

In zeven cycli beschrijft ze het verloop van een persoonlijke en creatieve crisis. De ik (die in de bundel meermaals Ineke heet) verliest zowel de zin om te leven als om te schrijven. In ‘Sarcofaag’ bereiken we het absolute dieptepunt:

Hier leg ik de letters van mijn naam neer.
Ik teken mijn steile meisjeshaar, de krullen van later.
Uit mijn ogen druppelt de blauwtint.

Als gevolg van die crisis borrelen er jeugdherinneringen op en gaan we te rade bij de oosterse filosofie en bovennatuurlijke ervaringen. Terug op aarde lijkt de storm grotendeels over, al worstelt de ik nog altijd met de gebrekkige financiële zekerheid die met het schrijversbestaan samengaat. In ‘Pegasus en ik’ leren we haar bezorgde moeder kennen:

Mijn moeder spaart slapeloze nachten tussen de pagina’s van Libelles.
Ik houd haar wakker omdat ik modetrends aan me voorbij laat gaan
en de huur met woorden wil betalen.

Schrijven en comfortabel leven gaan niet samen. dat weten we allemaal. Maar de dichter heeft zich erbij neergelegd. Zij heeft een keuze gemaakt, zelfs al betekent die keuze dat haar penibele situatie haar geliefden wakker houdt.

Uiteindelijk is het deze keuze die de dichter redt. De verbeelding als medicijn voor zowel haar emotionele als creatieve verlamming. ‘Onderschat de magische kwaliteiten van je balpen niet. Alles / wat je schrijft wordt waar,’ schrijft ze in ‘Blauwe magie’. Ook in andere gedichten wordt de therapeutische kracht van het schrijven onderstreept.

Dat gebeurt het mooist in ‘Magic tape’, waarin de ik verloren geraakt is in een witregel en zichzelf niet meer kan lezen. De scheuren worden vervolgens met verbeelding dichtgeplakt. Het gedicht besluit met de regel:

Wat stuk is schrijf ik heel, wat weg is schrijf ik terug.
Met het woord ‘adem’ adem ik op.

Schrijven is niet alleen een middel om de werkelijkheid op papier te zetten, je kunt de werkelijkheid er ook mee vormen. Je kunt er in de meest letterlijke zin beter van worden. Dat geldt trouwens ook voor lezen, mits je in staat bent de ballast van honderden jaren mannelijke, witte literatuurbeschouwing van je af te gooien en je je aan de kracht van deze gedichten durft over te geven.

Foto van Thom Wijenberg
Thom Wijenberg

Thom Wijenberg (1996) schrijft poëzie en proza. Hij werkt als redacteur en programmamaker en studeert aan de Schrijversvakschool. Zijn werk verscheen onder andere op Notulen van het Onzichtbare, Tijdschrift Ei en in de Seizoenszine.

Auteursfoto: Gaby Jongenelen