Vijftien verenballen 13, 14, 15

Naar: Ada Limón | Fifteen balls of feathers

13.

Aan de basis van een vogelveer zit iets wat een naveer heet.
            Het deel dat er eerder uitziet als een mensenhaar in zijn metalige borstel.

            Het klinkt als nagedachte of na-leven. Het is het deel net na de calamus en de
inferieure umbilicus dat het vogellijf in gaat.

            Ik wil er één. Wat gebeurt er na-veer? Na.

            Nadat we de ons opgegeven taken hebben volbracht,
                                   en eindelijk uit onze namen barsten.

Geen zorgen, ik geloof niet dat kolibries verliefd op me zijn,
                        geen enkele god is ooit verliefd op ons.

Het verhaal gaat dat Huitzilopochtli het hoofd van zijn zus afsneed,
                        het toen naar de hemel gooide om de maan te worden,
                        zijn andere broers en zussen werden sterren.

(Want er moet en grote leegte zijn en een grote manier om hem te vullen.)

Mijn stiefmoeder is thuis en ze belt
                         om te vragen hoe het gaat.

Ik zeg haar dat het me spijt, en ze zegt, Dit is simpelweg hoe mijn leven gaat zijn.

            De vrouw van de delicatessenwinkel is zo aardig zonder reden dat ik begin te huilen.

Er zijn momenten waarop ik veronderstel dat we op de onzen af moeten geven,
                        op andere momenten zijn de maan en de zon familie.




14.

Aan de rivierkant, zittend op de dikke witte stenen
                      onder de sparren,

kijk ik hoe ze zich uitkleedt en de stroming inglijdt.
                        Ze ziet er jong uit. Mijn vader is stil en boven onze hoofden
vormt de zon een punt om ons bijeen te drijven.

De laatste tijd herinner ik me dingen.

Dit is geen uniek verhaal –
            wat we in onze handen houden is onoplosbaar.

Het is de passage die ons versteld doet staan,
                        dit volle gewicht dat ons wel naar beneden moet trekken. 

Ze weet dat we naar haar kijken,
                        vindt het fijn te weten dat we er zijn terwijl ze onder gaat.


15.

In ieder verhaal heeft de kolibrie toegang tot beide werelden,
hij is de boodschapper, de gevleugelde koorddanser.

De migratie van zoveel mijlen voorbij ons werelds bereik,
en toch komen ze bij ons.

Terwijl ik deze lucht die ons gegeven is vorm probeer te geven,
                                 kan dit zachte gefluister van vleugels uit de andere wereld, het hiernamaals
            me ’s nachts wakker houden, hoewel op aangename wijze.

Ik weet wat je denkt:

Soms is het de regen en de verwarming,
soms is het de zonnegod.

Het meest denk ik aan het verhaal waarin de kolibrie
                        een vrouw van de Tarascan stam (mijn stam) leerde weven.

         Hoe zij een kolibrie de droogte door hielp,
         hoe ze regenwater opving en zoet maakte,
         hoe, vervolgens, de vogel haar leerde weven,
         hoe, vervolgens, het weven haar leven redde.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *