In het Finse Mariehamn, een stadje op Åland, een archipel in de Botnische Golf ligt de Pommern, een van de laatste grote zeilschepen voor de commerciële vaart. Het schip voer in de vroege jaren dertig nog regelmatig naar Australië om daar graan te halen en in Engeland te verkopen. Ik tuimelde onmiddellijk toen ik er anderhalve maand geleden rondliep de nautisch glossery in.
Thuisgekomen deed ik twee dingen: ik bestelde The last Grain Race van Eric Newby over deze schepen en de tochten naar Australië, en ik blies het stof van mijn Moby-Dick. ‘Gaff, furl, avast, scuttle, transom’, het is een handvol van de scheepsladingen termen in Moby-Dick die alleen al de charme van het boek uitmaken.
Vorige week kreeg ik Robert McFarlane’s Landmarks in handen, een mooi gebonden boek van uitgever Hamish Hamilton waarin de schrijver woordenlijsten verzamelt die te maken hebben met de beschrijving van natuurlijke fenomenen in het landschap. De reden voor mijn woordenliefde wordt in het voorwoord goed samengevat: “A common language – a language of the commons, is getting rarer. And what is lost along with this literacy is something precious: a kind of word magic, the power that certain terms possess to enchant our relation with nature and place.’ En verder: … the euphonious vocabulary of the natural wold – words which do not simply label an object or action but in some mysterious way become part of it.’
Zowel de scheepstermen in Herman Melvilles klassieker als de enorme verzameling landschappelijke fenomenen (lade, cos-shruth, burraghlass, bukli-tan, cowlease, dallop) in MacFarlanes woordenlijsten helpen eenvoudigweg beter te kijken naar wat je zonder kennis van de woorden vaak niet kunt zien. Dat is al een deel van het mysterie, de magie, deze woorden stellen het aangeduide aanwezig.
Melville heeft in zijn boek nog een extra laag aangebracht. Niet slechts nauwkeurige beschrijving van zeemansfenomenen, maar de grote vis als een beeld voor… Ja voor van alles. Ik weet drie boeken die ik heel goed vind waarin de vis (oké: een walvis is geen vis) een meer dan zijdelings rol speelt, ik was er alle drie de keren blijvend van onder de indruk. Aquarium van David Vann, Gould’s Book of Fish: A Novel in Twelve Fish van Richard Flanagan.
Drie voorbeelden van schrijvers die precisie laten prevaleren, een nauwkeurigheid in taal die op zich al enerverend is, maar ook nog een manier wisten te bedenken om een niet voordehandliggend onderwerp een zelfstandig uitgewerkte literaire plek in het verhaal te geven.
En nu zit ik midden in een fantastische preek in een kapel voor zeelieden over Jona, de Oudtestamentische ongelukkige die in een zeemonster belandt.
Water boarding avant la lettre!