Waarin de held aan inflatie onderhevig blijkt

Op het moment dat president Obama de eerste golf van sceptische commentaren over zich heen krijgt omdat hij nog niet echt iets heeft bereikt, wordt hem de Nobelprijs voor de Vrede toegekend, een geschenk dat je liever niet krijgt op het moment dat je net bent begonnen. Hij krijgt de prijs voor de hoop die hij heeft gewekt. Gelukkig raakte hij niet begoocheld door deze toekenning en relativeerde Obama hem meteen.

Obama

Dat men ongeduldig wordt en zich gaat afvragen of met name Obama’s buitenlandse politiek wel zo effectief is, heeft ook alles te maken met de conjunctuurgevoeligheid van de heldenstatus in deze tijd. Na honderd dagen wordt de held onder het vergrootglas gelegd en dan moet hij nog stralen. Meestal stralen helden dan niet meer zo erg, omdat ze ten onrechte tot held zijn gebombardeerd. Een held is niet lang held. De behoefte aan helden is groot, de behoefte om helden van hun voetstuk te halen ook.

Het mechaniek is onverbiddelijk: kijkcijfers en oplagecijfers vragen om piekverhalen. Door artikelen of nieuws dat letterlijk ophef veroorzaakt, wordt de aandacht getrokken. Er moet iets de hoogte in gaan: een reputatie, iemands bekendheid, zijn status als politicus, filmster, kunstenaar of directeur. Het onverbiddelijke is dat je nu kunt voorspellen dat zo’n rijzende reputatie de weg van het Romeinse Rijk zal gaan: na de opgang volgt de neergang. De enigen die hun heldenstatus in de Nederlandse geschiedenis tamelijk ongeschonden hebben weten te behouden zijn Michiel de Ruyter en Kenau Hasselaer.Ruyter

De behoefte aan helden is zo groot dat er ook steeds meer van komen. Een ‘held’ was tot de millenniumwisseling een archaïsch  verschijnsel dat onmiddellijk werd geassocieerd met nationalistische heldenverering. Bij heldenverering hoorden standbeelden. Die associatie is helemaal verdwenen sinds de held door de televisie-uitzendingen van Idols is toegetreden tot de dagelijkse woordenschat. Het ‘idool’ werd een aantal jaren geleden de nieuwe held: minder verheven, minder ver weg, bijna aanraakbaar.

Vroeger was iemand een held omdat hij een bijzondere prestatie had geleverd. Op de tentoonstelling De held, die in 2007 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam werd gehouden, ontstond de held die vooral ineens bekend was geworden, en niet speciaal omdat zijn prestaties zo groot of onomstreden waren. De held kwam ineens binnen handbereik omdat hij van publiciteit afhankelijk was, niet van grote verdiensten. Er hingen portretten van Pim Fortuyn, van Jan Peter Balkenende en Lara Croft, van André Hazes en van Yuri van Gelder, de onlangs vanwege cocaïne-gebruik gevallen turnheld.

Voor jongeren is denken in termen van helden en idolen heel normaal. Het is goed voor hun energie en geeft hun verbeelding de sporen. Maar het is nu ook tot de volwassen wereld doorgedrongen. Er is een kinderachtig soort dweepzucht ontstaan. Nu moeten ook sporters tot helden verheven worden, culminerend in het tijdschrift Helden, een ‘sportglossy’. Bewondering is niet meer genoeg, het moet groter, totaler, glimmender.

GuardianDe aanleiding voor dit stukje is dat ook de onvolprezen boekenbijlage van The Guardian op zaterdag (Review genoemd) door het heldenvirus is getroffen. Sinds kort is er een kleine rubriek onder de omineus grote titel My Hero. Daarin schrijft de ene schrijver in driehonderd woorden over een andere schrijver die hij als zijn of haar held beschouwt. Driehonderd woorden: zo iets groots als een held in zo’n klein stukje? Of moeten we het anders zien: een held is tegenwoordig niet meer iets groots, meer iets voor tussendoor. Maar is hij of zij dan nog wel een held?

Carel Peeters

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *