Waarin water bij Epicurus wordt gedaan

Vanaf het moment dat over het menselijk geluk wordt nagedacht, duikt het varken op als symbool van onbevangen tevredenheid. Die ligt lekker te knorren in de modder en de rest gaat hem niet aan. Het varken had een slechte aan Socrates, want die beweerde dat een leven zonder kritisch onderzoek naar de waarde ervan niet de moeite waard was. Dat had geen gehalte. Maar zodra iemand het leven gaat onderzoeken verdwijnt op slag zijn tevredenheid, dat is een wet, want dan duikt het ene probleem na het andere op. Zo’n bewuste en rationele instelling is slecht voor het geluksgevoel. De vraag is dus: liever een ontevreden Socrates of een knorrend varken?

Over deze vraag ging het originele boek Filosofie voor de zwijnen van Klaas Rozemond dat het in 2005 bracht tot een nominatie voor de Socrates Wisselbeker. De complete geschiedenis van de filosofie kwam langs en werd onderworpen aan de porcratische test: hoeveel ontevredenheid is redelijk om nog gelukkig te kunnen zijn? Dat het antwoord gezocht moet worden in een combinatie van Socrates en het varken (het socratische zwijn), is wel erg de gulden middenweg, maar het is een vernuftig bedacht en onderhoudend boek.

Rozemonds nieuwe boek Het aardse leven heeft de gevaarlijke ondertitel ‘Een filosofische handleiding’. Dat is een elastisch gebruik van het woord ‘handleiding’. De eerste suggestie die ervan uitgaat is dat het een inleiding op de filosofie is, en dat is het (gelukkig) niet. Het is een boek over de mogelijkheid en onmogelijkheid van wereldbeelden. Aan de titel van het boek is te zien dat Rozemond zelf kiest voor een aards, naturalistisch wereldbeeld waarin ervan uitgegaan wordt dat de wereld met een oerknal begon en dat daarna alles zich op een natuurlijke manier heeft ontwikkeld. Bij een godsdienstig wereldbeeld is de wereld door God geschapen. In de sceptische wereld wordt alles in twijfel getrokken. Het wetenschappelijke wereldbeeld leunt natuurlijk dicht tegen het naturalistische aan, maar ook tegen het sceptische, aangezien twijfel een wezenlijk bestanddeel is van het wetenschappelijke proces.

Nijkamp

In hun kern zijn al die wereldbeelden niet hard. Ze zijn uiteindelijk niet te bewijzen: de oerknal niet, het bestaan van God niet, het bestaan van de wereld niet. Is de wereld immers niet louter een voorstelling van onze wil, zoals Schopenhauer beweerde? Hoeveel aardigs er ook in Het aardse leven staat, Rozemond heeft ook nu weer een uitgangspunt dat enigszins voorspelbaar op de middenweg uitkomt: hij betoont zich bijvoorbeeld een aanhanger van Epicurus en moet dus uitkomen op een wereldbeeld dat de epicurische gemoedsrust bevat. Die gemoedrust bereik je door te beseffen hoe vergankelijk je bent en door macht te hebben over je begeerten. Dat is geen wereldbeeld waarvoor je elke dag uit bed stapt. Vandaar dat Rozemond water bij Epicurus doet: ‘Misschien’, schrijft hij, ‘kunnen we streven naar een bepaald evenwicht’. Dus niet teveel denken aan de vergankelijkheid, en die macht over de begeerten mag ook wel iets losser. Ook in andere opzichten komt Rozemond uit bij dat ‘bepaalde evenwicht’ tussen uitersten: geen puur eigenbelang en geen puur medelijden, maar een ‘optimale mengeling van eigenbelang en medelijden’. Net als in Filosofie voor de zwijnen is de slotsom van Het aardse leven minder prikkelend dan de weg er naar toe.


Carel Peeters


(De tekening van Schopenhauer komt uit het boek en is gemaakt door Jet Nijkamp)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *